Op Joop.nl verscheen een repliek op de column van Chris Kijne over Afrika. Grove generalisaties, stelde columniste Seada Nourhussen. Een kwestie van de juiste bril opdoen, zo betoogt Kijne.

Een paar weken geleden schreef ik op deze plek dit stukje. Onlangs was dat voor journaliste Seada Nourhussen aanleiding tot dit opiniestuk op de meningensite joop.nl.

Hoera, debat!

Beste Seada,

Het spijt me dat ik je heb teleurgesteld. Ik zou natuurlijk niets liever willen dan dat jongere collega’s in ademloze bewondering naar me bleven opkijken. Maar ik vrees toch dat ik nog wel vaker zal tegenvallen, ondanks mijn mooie stem.

Ik zal het, als buitenlandjournalist, namelijk ook nog wel eens hebben over China en de Chinezen – hoewel ik best weet dat er wat verschil zit tussen de islamitische Oeigoeren in het westen en de Shanxinezen in Taiyuan. En ik zal het nog wel eens hebben over Latijns-Amerika en Latijns-Amerikanen. Terwijl er misschien wel geen continent is waar de diversiteit in etnische en culturele groepen zo groot is als in Latijns-Amerika, van inheemse indianen tot nakomelingen van Spaanse kolonisten en slaven uit Afrika. Ik zal het misschien zelfs wel eens hebben over de Europeanen. Of over de Nederlanders.

Allemaal grove generalisaties, ook als het over Afrika en de Afrikanen gaat, je hebt volkomen gelijk. Eigenlijk valt over de ene mens nooit precies hetzelfde te zeggen als over de andere.

Maar ja, dan zijn we meteen ook uitgepraat.

Gelukkig is het niet zo erg. Want er bestaan natuurlijk best groepen mensen die in bepaald opzicht een beetje op elkaar lijken. Ik geloof zelfs dat er wel nationale culturen zijn waar je zinvol over kunt spreken. En hoewel je naarmate de beschreven groep groter wordt natuurlijk omzichtiger moet zijn met de toegeschreven overeenkomsten, ik denk dus ook dat je iets zinvols kunt zeggen over verschillen tussen Chinezen en Europeanen, Amerikanen en Australiërs, of Latijns-Amerikanen en Afrikanen.

Maar natuurlijk: het gevaar loert dan altijd dat we historische stereotypen gaan hanteren die – hoe zei je het? – op ‘achterhaald exotisme’ gebaseerd zijn.

Dat moeten we natuurlijk niet hebben.

Is dat, wanneer ik mijn liefde voor Afrika beleid door het te hebben over ‘de levenslust, de muzikaliteit in het hele leven, de vrijheid van bewegen, de lichamelijkheid, de extase, de erotiek , het sociale’ , het geval? Is het werkelijk zo dat ik de pakweg twintig keer dat ik in mijn leven door Afrika gereisd heb, de verkeerde bril op heb gehad? En heb ik me echt verkeken toen ik deze overeenkomsten tussen culturen in heel veel Afrikaanse landen meende te zien? Vulde ik alleen maar mijn eigen achterhaalde exotische ideaal in en wordt mijn escapisme naar een wereld vol kolkende muzikale erotiek nu wreed verstoord?

Of is het misschien andersom en heb jij de verkeerde bril op? Heb jij misschien de gekleurde anti-racismebril op waardoor je iedere generalisatie, positief of negatief, steekhoudend of onzinnig, alleen nog maar kan zien als weer zo’n uiting van latente neerbuigendheid - of ‘achterhaald exotisme’ - die rechtstreeks voortkomt uit het kolonialisme. En ga je daardoor eigenlijk beweren dat er, qua levensgevoel, géén verschil is tussen Afrika en pakweg Scandinavië, waar, zoals bekend, iedereen de hele winter in het donker zijn zelfmoordneigingen wegzuipt.

Met brillen moet je uitkijken. Als je de verkeerde op hebt , kan het zomaar gebeuren dat je de wereld ondersteboven ziet. En dat je een stukje dat juist bedoeld is om gevaarlijke cliché’s over Afrika – die ik wel degelijk vaker tegenkom dan me lief is, vandaar mijn vraag aan Koert – te bestrijden, leest als weer zo’n foute, generaliserende, westerse blik die de diversiteit van Afrika tekort doet.

Maar goed, dat gaat alleen nog maar om mij en mijn stukje.

Soit.

Wat ik erger vind is dat je de door mij zonder zijn medeweten opgevoerde Koert Lindijer ook in het betoog betrekt en daarmee in dezelfde hoek plaatst als fouterikken zoals ik. Dit ondanks zijn ‘indrukwekkende oeuvre vol nuance en detail’. Je vindt het even teleurstellend als onverteerbaar dat juist hij de Afrikaan reduceert tot dat bijna 19e-eeuwse archetype.

Er worden veel domme dingen over Afrika beweerd en je haalt in je stuk een paar schrijnende voorbeelden aan. Maar dat betekent niet dat er niet óók op een zinvolle manier over ‘de Afrikanen’ gesproken kan worden, zoals dat als gezegd ook gedaan wordt over de bewoners van andere continenten en grotere delen van de wereldbevolking. En wanneer je verwijten gepaard gaan met kwalificaties als ‘achterhaald exotisme’, ‘kolkende muzikale erotiek ’ en ‘haast 19e-eeuws archetype’, is het rechtstreekse verwijt van racisme niet echt ver weg.

Wanneer een dergelijk – hoe suggestief onuitgesproken ook – verwijt bij Koert terecht komt, is dat even onrechtvaardig als pijnlijk en even kwalijk als onbegrijpelijk.

Met collegiale groet,

Chris Kijne