Smaakmaker Chris Kijne gidst je door het wereldnieuws. Deze keer: de parallellen tussen Tsjecho-Slowakije toen en Oekraïne nu. En een oproep om het Vrije Westen te bevrijden van graaiers.

mijn politieke lente

Al twee weken kijk ik iedere dag naar de beelden uit Oekraïne . En steeds moet ik aan Karl Chalupski denken.
Karl kwam begin jaren zestig in ons leven: een melancholiek ogende Tsjechische student die via een, vermoedelijk, kerkelijk programma enige tijd bij ons logeerde. Dat was toen allerminst vanzelfsprekend : Tsjecho-Slowakije kroop uit de zwartste stalinistische jaren voorzichtig in de richting van wat later de Praagse Lente zou worden en liet zijn burgers maar mondjesmaat de grens over.

Helaas was ik te jong – een jaar of acht, negen – om echt contact met hem te hebben, maar hij moet zijn ogen uitgekeken hebben in het Vrije Westen. En dat was voor het kind dat ik toen was de belangrijkste les van zijn verblijf: er was vrijheid en onvrijheid in de wereld, goed en slecht.
En wij waren de goeden.
Op de vleugels van die ontdekking en doordat de melancholieke Tsjech mijn kinderhart had geraakt, bleef ik zijn land de jaren daarna volgen. De Praagse Lente werd ook een beetje mijn politieke lente. En dus kwam dit snoeihard aan:

boevenland

De invasie van de broederlanden van het Warschaupact op 21 augustus 1968 sloeg een woedend schoolopstel in mij los. Hoe ze er kwam weet ik niet meer, maar de slotscene van mijn vlammende betoog situeerde de vrouw ‘Vrede’ op een tweesprong. De wegwijzer gaf naar links ‘Tsjecho-Slowakije’ aan en naar rechts ‘ Vietnam’.
Ga er maar aan staan.
Tsjecho-Slowakije zonk in een zwart gat van neo-stalinisme en stagnatie, zelf kreeg ik het te druk met de revolutie thuis en raakte verdwaald in het dilemma dat ik in dat opstel al zo treffend had geschetst. Waar moest je hem zoeken, de vrijheid?

Het was denk ik toch een soort voorzienigheid dat het uiteindelijk weer Tsjecho-Slowakije was dat mij er definitief van overtuigde dat die in ieder geval niet te vinden was in het reëel bestaande socialisme. Halverwege de jaren tachtig kreeg ik kennis aan een Slowaakse en ontdekte via haar dat Tsjecho-Slowakije een meer dan akelig land was.
Eén voorbeeld. Enkele weken nadat we, toerend rond Bratislava in mijn witte CX, waren aangehouden , werd mijn nieuwe liefde gebeld door de StB, de alomtegenwoordige geheime dienst. Of ze even langs wilde komen. Waarom? Dat zou ze wel merken.

Op het bureau moest ze eerst lang wachten. Toen nog langer wachten. Toen werd ze door twee klootzakken ondervraagd. Eerst een uur lang met de vraag of ze zelf misschien wist waarom ze moest komen. Na een uur, inmiddels murw, mompelde D. dat het misschien was omdat ze met een buitenlander in de auto was aangehouden.

Toen ze haar zo zichzelf min of meer hadden laten beschuldigen, kwam de aap uit de mouw. Of ze in het vervolg alles wat ze met mij besprak even op een A4-tje wilde zetten. En of ze misschien zin had om soms ook met de heren even een autoritje te maken. Kort daarna zijn we getrouwd zodat ze er weg kon. Weg uit dat boevenland. Tuig aan de macht, op alle niveaus.

En daarmee zijn we terug bij Oekraïne. Want al die jongens en meisjes, mannen en vrouwen die nu vrieskou, traangas en zelfs een anonieme dood in handen van het staatstuig riskeren, wonen ook in zo’n land. En het voornaamste dat ze willen, is wonen in een land waar geen tuig aan de macht is, dat mensen doodmartelt in een bos. En vooral ook een land waar geen corrupte elite aan de macht is die zichzelf verrijkt ten koste van de samenleving.
Een land als de onze, in de EU. Want wij zijn nog steeds de goeden.
Of, eh…

De Oekraïners zullen het vooral in eerste instantie zelf moeten doen. Het is een illusie te denken dat je van buitenaf veel invloed op dat soort processen kunt uitoefenen. Maar het feit dat zij de EU zien als de wereld waar ze bij willen horen, legt ons ook een verplichting op. Namelijk om daar inderdaad een wereld van te maken waar geen immorele graaiers meer aan de macht zijn.
En dat gaat niet helemaal goed.
Het bleek eens te meer in de recente Tegenlicht ‘De Biecht van de Bankier’, in het fragment waarin Herman Wijffels toe moest geven dat ook hij gestuit was op de bankenlobby:

Wat mij betreft betekent dit vooral één ding: de macht van dat soort lui is alleen in Europees verband te beteugelen. En als er bij de komende Europese verkiezingen iets op het spel staat dan is het dat: hoe maken we van Europa een macht vóór de burgers en tegen de graaiers.
Daar moet het over gaan in het stemhokje.
Het is onze plicht tegenover Euromaidan.
En ik doe het voor Karl.