Ik ben nu lid van Spotify ‘de digitale muziekservice die je toegang geeft tot miljoenen nummers.’ Ik kan alle nieuwe muziek luisteren die ik wil, maar het eerste wat ik doe is de muziek opzoeken die ik al heb.

Ik ben nu lid van Spotify ‘de digitale muziekservice die je toegang geeft tot miljoenen nummers.’ Ik kan alle nieuwe muziek luisteren die ik wil, maar het eerste wat ik doe is de muziek opzoeken die ik al heb. Ik ben erg tevreden met deze nieuwigheid als ik alles vind wat ik al jaren ken. Ik staar gelukkig naar mijn computer en Bruce Springsteen zingt ‘Born to Run’. Alweer.
Ik denk aan dit vreemde gevolg van een nieuwe toepassing, als ik voor de derde keer met mijn Greenwheels-auto ga rijden. Voor je weggaat moet je controleren of er nieuwe beschadigingen aan de auto zijn. In het dashboardkastje ligt een tekening van de auto met daarop alle krassen ingetekend. Ik loop ook deze keer netjes om de auto heen, bekijk hem goed en ben vooral tevreden als ik links achter dezelfde kras zie als altijd. Ik controleer dus vooral of de oude schade er nog is. Ik zoek de overeenkomsten tussen vertrouwde muziek luisteren op Spotify en tevreden zijn met oude krassen op de Greenwheels-auto. Dat doe ik de hele dag door, patronen zoeken.
Als ik op de snelweg rijd, hoor ik op de radio spotjes over verkeersveiligheid en word ik gewaarschuwd dat ik vooral niet op mijn telefoon mag kijken tijdens het auto rijden. ‘Hou je aandacht op de weg. Social media en verkeer gáan niet samen.’ Ik dacht helemaal niet aan mijn telefoon maar nu ik erop geattendeerd wordt, ben ik toch wel benieuwd of ik nog nieuwe berichten heb. Opnieuw zie ik overeenkomsten met voorgaande zaken, al is het nu een ander patroon dan ik eerder dacht. Had het patroon eerst met oud en nieuw, bekend en onbekend te maken, nu vooral met tegengesteld effect van beoogd resultaat. Het patroon kan op elk moment weer wijzigen of een melodie worden of helemaal uiteenvallen en uit niet meer dan ‘onverwachte effecten’ blijken te bestaan, wat een weinig opwindend patroon is.
Mijn dochter moet woorden leren die met een H beginnen.
‘Hoog is met een H’, zeg ik.
Zij zegt even later: ‘Groot was toch met een H?’ Spellen kan ze niet, maar verbanden leggen wel.
Mijn vriendin, die zangeres is én tuinarchitect, spreekt ook als ze over haar tuinen praat over orkestratie.
‘Maar natuurlijk,’ zeg ik, ‘natuurlijk.’