Een jaar of tien geleden, ik was nog getrouwd, geen kinderen, logeerden er vrienden bij ons. Toen ik ’s ochtends opstond, waren de anderen al wakker. Ik hoorde ze praten en lachen in de keuken. Het had iets van een gezin waar ik toen naar verlangde, en ik dacht, terwijl ik op de geluiden afliep: ‘Ja, zo zou het moeten zijn, dat ik opsta en dat er al geluid is in de keuken.’ Ik was gelukkig, maar ik dacht niet: ‘Dit is het.’ Ik deed die verlangende gedachte – dat iets zou moeten zijn zoals het al is – toen af als een gedachtefout.

Een jaar of tien geleden, ik was nog getrouwd, geen kinderen, logeerden er vrienden bij ons. Toen ik ’s ochtends opstond, waren de anderen al wakker. Ik hoorde ze praten en lachen in de keuken. Het had iets van een gezin waar ik toen naar verlangde, en ik dacht, terwijl ik op de geluiden afliep: ‘Ja, zo zou het moeten zijn, dat ik opsta en dat er al geluid is in de keuken.’ Ik was gelukkig, maar ik dacht niet: ‘Dit is het.’ Ik deed die verlangende gedachte – dat iets zou moeten zijn zoals het al is – toen af als een gedachtefout. Ik corrigeerde mezelf en probeerde alsnog te denken: ‘Dit is het.’ Ik probeerde uit het verlangen te raken en in de keuken met mijn vrienden waar ik tenslotte gelukkig was.

Ik begon de verlangende gedachte steeds vaker te herkennen. Zodra het goed is, denk ik dat het zo zou moeten zijn. Ik denk nooit: ‘Dit is het.’

Deze week had ik ’m heel sterk. Ik liep ’s ochtends op het strand, een paar honderd meter van het huis van mijn vrienden vandaan, bij wie ik logeerde en ik dacht: ‘Dat zou je moeten hebben, vrienden met een huis aan zee, bij wie je kunt logeren, en dat je dan ’s ochtends even aan zee gaat lopen.’ Ik corrigeerde mezelf: ‘Dat doe je nu! Dit is het! Ga weg met dat verlangen!’

Toch neemt de hardnekkigheid van deze gedachtefout me voor de gedachte in. Dus corrigeerde ik de correctie en onderzocht die gedachte, probeerde ’m te verdedigen. Feitelijk lijkt de gedachte niet te kloppen, maar hij strookt wel met het gevoel, dat een mengeling is van tevredenheid en pijn. Omdat het geluk er daarvoor niet was? Of is het omdat je vreest dat het geluk niet zal blijven? Ik gaf mijn gedachte maar eens gelijk, want kalm wandelend aan zee, zo vlak bij mijn vrienden, rijmt de bedaarde constatering: ‘Zo zou het moeten zijn,’ zoveel meer met mijn stemming dan het uitgelaten: ‘Dit is het.’

Het geluk mengt altijd met pijn, al is het maar een zachte wegtrekkende pijn. Het heeft te maken met de dagen waarop er geen zee was, geen vrienden en dat die dagen altijd terugkomen. Geluk is ook de herinnering aan een verlangen.