Ik loop naar de kamer en meteen weer terug, want ik vergat het licht uit te doen in de keuken of zoiets. Dat is een goed te volgen gedachte, maar ondertussen zie ik mijzelf ook naar de kamer lopen en weer terug en leg ik de toeschouwer uit wat ik aan het doen ben: ‘Ja, ik moest het licht nog uit doen, daarom loop ik terug.’

Ik loop naar de kamer en meteen weer terug, want ik vergat het licht uit te doen in de keuken of zoiets. Dat is een goed te volgen gedachte, maar ondertussen zie ik mijzelf ook naar de kamer lopen en weer terug en leg ik de toeschouwer uit wat ik aan het doen ben: ‘Ja, ik moest het licht nog uit doen, daarom loop ik terug.’

Die toeschouwer is er al jaren, maar mijn dochter maakt het allemaal erger, want die kan vragen: ‘Waarom kijk je zo?’ ‘Waarom leg je die tas daar neer?’ ‘Wat dacht je net, toen je stopte met praten?’ ‘Nee, daarvoor, toen je de zin niet afmaakte?’

Ook als ze er niet is, moet ik mezelf uitleggen. Ik zie al mijn schijnbaar onlogische handelingen, terwijl ik weet wat erachter zit. De hele dag door leg ik uit dat het wel logisch is wat ik doe.

‘Omdat ik eerst dacht: ik ga naar links, want dat is sneller, maar me toen herinnerde dat ik brood moest halen, daarom fietste ik zo,’ en als ik iets doe dat zelfs ik moeilijk kan uitleggen, zeg ik: ‘Omdat ik daar toch zin in heb,’ en soms zeg ik, terwijl ik toch echt alleen ben: ‘Ik heb helemaal geen zin om dat uit te leggen, bekijk het maar.’

‘O vader o vader,’ zei mijn dochter met haar prinsessenstem terwijl we in bad elkaars haren wasten.

Omdat ze nogal van Rapunzel houdt zei ik: ‘Kind wat is je haar lang!’

‘Waarom zeg je dat?’

‘O, ik dacht dat je Rapunzel speelde.’

'Waarom?’

‘Omdat je zei: o vader o vader.’

Dat zei ik niet.’

Dat zei je wel.’

‘Niet.’

'Misschien dacht je het en had je niet door dat je het hardop zei.’

‘Nee,’ zei ze, ‘ik denk dat het in jouw hoofd zit.’

'k zei: ‘Het geeft niks als je iets per ongeluk hardop zegt.’

‘Ik heb dat niet gezegd!’

Ik zou dit ook kunnen doen natuurlijk, gaan liegen tegen de toeschouwers in mijn hoofd.

‘Waarom fietste je eerst naar links en toen naar rechts?’

En dan zeg ik: ‘Dat deed ik niet.’

‘Dat deed je wel.’

‘Nee,’ zeg ik tegen de toeschouwers, ‘dat zit in jouw hoofd.’

Zo ga ik de mensen in mijn hoofd helemaal gek maken.