Laatst heb ik weer eens een taalfout gemaakt in een column. De schaamte daarover was enorm en daar verbaas ik mij over. Het zijn juist die kleine duidelijk aanwijsbare fouten die de schaamte oproepen, als we niet meer over een ‘kwestie van interpretatie’ kunnen spreken of ‘smaak’ maar die dus ook niet groot zijn en zeker geen leed veroorzaken.

Laatst heb ik weer eens een taalfout gemaakt in een column. De schaamte daarover was enorm en daar verbaas ik mij over. Het zijn juist die kleine duidelijk aanwijsbare fouten die de schaamte oproepen, als we niet meer over een ‘kwestie van interpretatie’ kunnen spreken of ‘smaak’ maar die dus ook niet groot zijn en zeker geen leed veroorzaken. Toen ik laatst tien minuten lang de benzinedop van de auto de verkeerde kant opdraaide en maar niet open kreeg, vroeg ik hulp aan een meneer die mij al die tijd bezig had gezien en mij alleen maar hoefde te zeggen dat ik de andere kant op moest draaien. Het sukkelaarschap dat dan in me kruipt houdt minstens een halve dag aan. De enige manier om aan het enorme sukkelaarschap te ontsnappen is om het eens goed te bestuderen. De interesse heeft me al vaker gered.

De eer speelt een grotere rol in mijn leven dan ik wens te erkennen. Zelden ben ik ongelukkiger dan na een taalfout of als ik tegen een deur heb geduwd waar ‘trekken’ op staat of stil heb staan wachten in een draaideur die toch niet volautomatisch bleek te zijn. Het zijn de momenten waarop de mensen zien dat ik een sukkel ben, zoals iedereen dat wel eens is en blijkbaar is dat erg.

Eer, het klinkt zo archaïsch, maar misschien sta ik toch niet zo ver van de Griekse helden af als ik denk. Niet voor niets is mijn lievelingstragedie die van Ajax. Ajax is boos en jaloers op Odysseus, vanwege zijn grote welsprekendheid en listigheid waarmee hij de wapenrusting van de gevallen held Achilles heeft weten te bemachtigen. Ajax is sterk, maar niet slim en hij zint op wraak. Op een nacht trekt hij eropuit om de legeraanvoerders en Odysseus te vermoorden. De godin Athena maakt Ajax krankzinnig, zodat hij, in de waan dat hij met de legerleiders vecht, een slachting aanricht onder weerloze runderen en schapen. Een van de dieren sleept hij zijn tent in en ranselt het vreselijk af, ervan overtuigd dat het Odysseus is. Als Ajax weer bij zinnen komt en de bloederige schapenzooi ziet, schaamt hij zich zo diep dat hij de hand aan zichzelf slaat.

Had Ajax gewoon mensen afgeslacht, dan had hij geen last van zijn schaamte gehad; misschien wel van schuld, maar dat is weer een ander thema.