Drie jaar terug kocht ik voor het eerst zelf een kerstboom en begon ik mijn eigen kerstversiering te sparen.

Vanaf begin november al kocht ik elke week een paar kerstballen. Een verzameling hoort toch te groeien, die kun je niet in één keer aanschaffen.
Het beste aan kerstversiering is dat die een jaar lang aan het oog wordt onttrokken.
Wanneer de doos voor kerst wordt uitgepakt, is het als het hervinden van  jeugdherinneringen: ‘Ach ja, die hadden we ook.’ Het maakt eigenlijk niet uit dat zo’n kerstbal pas drie jaar oud is.
Elke winter breid ik de collectie uit. Ik ging dit jaar naar de kerstafdeling in de Bijenkorf. Het eerste wat me daar trof was een heel lief klein wit meisjessneeuwpopje, met een mutsje op. Ze was er in twee varianten, met ogen open en ogen dicht. Toen ik haar beter bekeek, zag ik het lontje op haar hoofd. Het was een kaars. Je kon dus kiezen of je een meisje met ogen open of met ogen dicht zag afbranden. Ik liet de meisjes liggen en liep verder.
Nu vond ik van die sneeuwhuisjes die je kunt schudden, met een ijsbeer erin. Het was een flinke ijsbeer, die maar net in zijn glazen koepeltje paste en ik kreeg het benauwd als ik naar hem keek. Hij zette een poot vooruit alsof hij wilde lopen maar hij kon natuurlijk geen kant op. Die brandende meisjes hadden de toon gezet en nu kon ik ook geen ijsbeer in glazen huis meer verdragen.
Zo vergaat het me wel vaker. Ik word getroffen door één absurditeit en langzaam tast die alles aan. In plaats van dat de brandende meisjes me een beetje afstompen, verspreidt die wreedheid zich als een inktvlek over mijn dag.
Ik bekeek de versieringen voor in de boom, maar ik wilde nu ook al geen glazen kerstballen meer met vogels erin opgesloten, geen uil met een schroef in zijn kop. Ik kon de winkel maar beter weer verlaten voor ik ook problemen kreeg met de stervende boom die ik zo in huis zou halen. Vandaag was gewoon niet de dag.
Ik nam de roltrap terug naar beneden en dacht aan mijn boom van vorig jaar en hoe de  verkoopster met kracht het houten kruis in zijn stam had gespijkerd. Het was zo’n duur type, die blijft langer goed. Toen ik hem in het nieuwe jaar in de regen op straat smeet, was hij inderdaad nog prachtig. Maar hij rook nergens naar en ik was juist zo gesteld op die dennengeur in huis. Misschien ruiken die goedkope bomen wel beter omdat ze eerder aftakelen. Dan wil ik er dit jaar toch weer een die wat sneller sterft.