Bijna wekelijks zeg ik wel tegen iemand, die net een slechte grap heeft gemaakt: ‘Aha, Witzelsucht.’

Meestal moet ik mijzelf dan nader verklaren, want tot mijn verbazing is niet iedereen bekend met het begrip Witzelsucht.
Witzelsucht is een neurologische aandoening, waardoor je de onbedwingbare neiging hebt doorlopend woordspelingen te maken, ongepaste grappen, of zinloze verhalen te vertellen op de verkeerde momen ten.
Leg je dat aan iemand uit, dan is de reactie meestal: ‘Ah, dat heb ik ja,’ dan wel: ‘Aha, dat heeft mijn man.’
Iedereen doet het, grappen maken die de moeite niet waard zijn. Voor je het weet heb je het al hardop gezegd, slappe woordspelingen, dubbelzinnige verwijzingen op het niveau van: ‘Dat zei mijn vrouw vannacht ook.’
Dat dit gedrag een officiële stoornis zou kunnen zijn, vind ik al een grap op zich. Ik dacht ooit dat iemand met de juiste contacten het niet had kunnen laten deze aandoening te laten registreren. Dat zou overigens ook een vorm van Witzelsucht zijn geweest, dus Witzelsucht bestaat, sowieso. Het schijnt onder de categorie ongeremdheidssyndromen te vallen.
Hoe zit het eigenlijk als je alle mogelijke grappen wel in gedachten hebt, maar ze niet hardop uitspreekt? Is dat geïnternaliseerde Witzelsucht?
Of wat dacht je van de geweldige gewoonte om steeds weer op te merken welke flauwe grap een ander nu zou maken.
Ik ken een man die liever geen flauwe grappen maakt maar wel vaak zegt: ‘Mijn vader zou nu zeggen….’ om dan alsnog die slechte grap te maken, waar die arme vader, die er niet eens bij is, dan de schuld van krijgt. Het werkt.
Geregeld hoor ik iemand reageren: ‘Echt, zegt jouw vader zulke dingen?’
Zoals je met Münchhausen by proxy een ander ziek maakt, zo kun je van een ander ook een slechte moppentapper maken. Witzelsucht by proxy.