Ik was een terras aan het aanleggen. Ik dacht: dat doe ik wel even.

Ik had het wel eens iemand zien doen en het zag er niet moeilijk uit. Nu ik het zelf deed, verbaasde ik me al snel hoe scheef alles werd, hoeveel zand je nodig hebt en dat zo’n grote hamer misschien geen overbodige luxe was geweest.

Terwijl ik de voegen vulde met potgrond en modder, dacht ik: het leven is één grote Tel Sell-reclame. Je ziet overal mensen prachtige dingen doen; piano spelen, straatjes leggen, heggen snoeien, portretten schilderen, alsof het niets is en je denkt: ach, dat wil ik ook. Maar de eerste noten op je piano klinken nergens naar, portretten schilderen is hondsmoeilijk en ga zo maar door.

En toen ik die middag de tuin omspitte en dat ook niet al te vlot ging, herinnerde ik me hoe ik mijn vader vroeger wel eens hielp.

Als ik hem in gestaag tempo zo’n veld zag omspitten, wilde ik meedoen. Het ritme waarmee hij de grond omwoelde wekte de indruk dat zoiets als het ware vanzelf ging.

Ik zag voor mijn ogen het rommelige veld vol onkruid veranderen in een egaal zwart stuk land, van slonzige natuur naar helder patroon; strakke rijen met scherp gerande kluiten.

Maar dan kwam ik. Er was een iets kleinere spade die ik kon gebruiken. Ik kreeg de grond er nauwelijks mee doorkliefd. Als ik de spade optilde, wat nog niet gemakkelijk was, viel de helft van de grond er weer af. Ik ging veel langzamer dan mijn vader en je zag precies waar de rechte rij van mijn vader stopte en het priegelige gerommel van mij begon. Net als in een verkeerd gebreid stuk in een zelfgemaakte trui.

Het spitten gaat me nu natuurlijk beter af, maar van een gestaag ritme is nog steeds geen sprake. Ik heb in mijn leven dan ook bar weinig geoefend in het omspitten van lappen grond.

Op de avond van mijn tuinarbeid lag ik in bed met gewonde handen. Ik lag daar met mijn hele lichaam en al mijn gedachten, maar ik voelde alleen mijn handen, door de grote blaar op mijn linker duim en de wond in de palm van mijn rechterhand. Vanzelf verdween de rest van het lijf.

Van de gedachten bleef alleen de vraag over hoe je het geluk moet omschrijven de aanwezigheid van je handen te voelen.