Dat boek van die wereldberoemde opruimgoeroe heb ik nooit gelezen. Wel las ik op het internet de tien regels die er in staan.

In elke regel staat een heel goede reden waarom je iets niet wilt weggooien (gekregen van een dierbare vriend) en een nog betere reden waarom je dat wel moet doen (vergeten). Ook al ben ik de redenen om iets weg te gooien alweer vergeten, de dag waarop ik ze las, heb ik acht vuilniszakken volgestouwd en op straat gezet. Niet omdat die redenen zo goed waren, maar omdat ik toestemming nodig had.
De opruimgoeroe geeft je niet alleen toestemming om iets weg te gooien, ze zegt dat het beter is. Ja, ook cadeaus van dierbare vrienden, juist, weg ermee, heerlijk!
Al opruimend dacht ik het geheime recept van zo’n bestseller te hebben ontdekt.
Een handboek dat iedereen wil hebben moet de mensen toestemming geven voor iets wat ze niet van zichzelf mogen doen, maar wel heel graag willen.
Zo weet ik zeker dat ik veel mensen een groot plezier zou doen, wanneer ik een pakkend relaas zou schrijven over waarom het beter is voor kinderen als hun ouders uit elkaar gaan.
In mijn opgeruimde huis, zonder wroeging over al mijn verspilling, keek ik naar een reportage over de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Donald Trump zei weer eens allerlei akeligs of gewoon doms. De hele wereld maakte hem belachelijk en wees hem op zijn idiote onhaalbare plannen, maar het leek hem niets te deren.  
Ik probeerde me in te leven in de aanhangers van zo’n man, en vooral hoe het komt dat ze hem alles lijken te vergeven. Een man als Trump, en elke andere akelige populistische politicus, geeft de mensen toestemming voor alles wat ze eigenlijk niet mogen: toestemming te haten, te schelden, toestemming anderen de schuld van al je problemen te geven. En in ruil daarvoor geven de mensen hun held natuurlijk ook toestemming. De ene politicus komt weg met leugens en onbeschoftheid, de andere niet. Degene die ermee wegkomt is degene die van de mensen ook niet verwacht dat ze beter zijn dan ze zijn. Dat is de ruil.
In fictie is het precies andersom.
Aristoteles zei al dat de hoofdpersoon in de tragedie net iets beter moet zijn dan wij, iemand met wie wij ons kunnen en willen identificeren: herkenbaar maar net wat beter.
In mijn fantasie ben ik graag een goede held, maar in het echt is het soms best bevrijdend als egoïsme de norm is.