Ik heb afgesproken met een journalist in het café, maar ik ken hem alleen van een foto.

Als ik het café binnenstap, zie ik een bekend gezicht, een vader van school, die daar met nog een man aan een tafeltje zit.
Ik zie dat gewoon goed en toch gaat het meteen mis. Omdat ik naar de journalist zoek en niet naar die vader, maakt mijn brein er snel van dat dit dan wel de journalist zal zijn, en vervormt zijn gezicht al in een onbekend gezicht, maar waarom zit er nog iemand naast?
Ik steek dus twee vingers op naar de vader van school en vraag: ‘Met z’n tweeën?’
Ik loop verder naar hem toe, realiseer me opnieuw dat dit niet de journalist is, maar toch echt de vader van school, ik schud mijn hoofd, en zeg: ‘Sorry,’ alsof ik iemand gedag heb gezegd die ik niet ken, maar dat is ook al niet waar.
Ik probeer alsnog gewoon gedag te zeggen, opnieuw te beginnen. Door de manier waarop de mannen naar me lachen, weet ik dat het voor iets gewoons te laat is.
Dan tikt de journalist me op mijn schouder: ‘Hoi, Esther?’
Ik schud de journalist de hand en glimlach naar alle drie de mannen. Wat moet je anders?
Ik zeg: ‘Ik ben niet goed in onverwachte dingen.’ Dat is niet precies de waarheid, maar het is de beste korte verklaring die ik altijd gebruik om zulke situaties zo snel mogelijk af te sluiten. Om me daarna te realiseren dat de journalist weer niets met deze opmerking kan, omdat hij hier precies op de afgesproken tijd en plek is, daar is niets onverwachts aan.
Ik kan het niet laten om de journalist nu omstandig uit te leggen waarom ik dit zojuist zei, hoe het brein allerlei schijnbaar logische stappen zet die toch resulteren in warrig gedrag.
Een van de mooiste boeken die ik ooit las is Morgen ben ik een leeuw van Arnhild Lauveng over haar schizofrenie. Zij weet in dat boek zeer begrijpelijk uit te leggen waarom zij ooit haar behang moest opeten, ze maakt de bizarste uitstapjes van een schizofrene geest inzichtelijk.
Ik kan haar niet letterlijk citeren, omdat ik mijn enige exemplaar heb weggegeven (om begrijpelijke redenen), maar wat ik me herinner is dat ze vertelde hoe ze in de jaren waarin ze opgenomen was symbolische zaken letterlijk nam en letterlijke symbolisch. Toen haar lievelingsverpleegster eens per ongeluk een ceintuur in haar kamer liet liggen, zag Lauveng dat als een opdracht van haar verpleegster om zich op te knopen. En dat net op een ochtend waarop ze daar helemaal geen zin in had. Met tegenzin begon ze er aan, zo langzaam dat ze op tijd kon worden gestopt.
Die hele gewone tegenzin zal wel de normaliteit zijn en de rest de gekte, maar het lukt de normaalste mensen vaak niet om bij die eerste gewone gevoelens te blijven.