In de keuken is een oud spinnenweb naar beneden gekomen. Het is een vlok stof geworden dat aan een haast onzichtbare spinnendraad tegen de muur aanhangt.

Als ik er langs loop, beweegt het een beetje en door die beweging trekt het 
steeds weer mijn aandacht. Ik heb een dag of drie gedacht dat ik even op het aanrecht moest klimmen en het wegvegen, maar het kwam er niet van. 
Op dag vier wilde ik het al niet meer, omdat ik benieuwd werd hoelang zo’n vlok het daar zou uithouden op eigen kracht. 
Nu hangt dat stof er al vier weken en mag zelfs niemand er meer aankomen, dat stof heeft zijn bestaansrecht veroverd. Ik koester mijn niet-ingrijpen. Net als bij het mos op het tuinpad, het grijs in mijn haren. Niets doen, toezien hoe het zich ontwikkelt zonder mijn invloed. 
Plankton, denk ik vaak.
‘Als je een dier zou willen zijn, welk dier dan?’
‘Ik zou graag plankton zijn.’
Vroeger zocht ik in elk woordenboek plankton op, nu google ik plankton. Ik hou van al die verschillende omschrijvingen.
‘Rondzwevend zonder doel,’ herinner ik me uit een oud woordenboek.
 Of: ‘Voor zijn verplaatsing vooral afhankelijk van de heersende stromingen.’
‘Bezit weinig eigen beweging.’
‘Passief zwevend.’
Het is natuurlijk een leugen, dat plankton geen wil heeft, geen doel. Ik weet heus wel dat het hun eigen keus is, om zich zo te laten meevoeren. Dat is hun geheim. De wil geen wil te hebben.
Plankton is een ruime verzamelnaam voor al die kleine diertjes en plantjes, die zich zo onbevreesd laten meevoeren. Dit in tegenstelling tot nekton dat zichzelf actief kan verplaatsen, onafhankelijk van de stromingen. Bijvoorbeeld de ijsbeer, een dier dat zoveel meer liefde en bewondering oproept dan een willekeurige eencellige. 
Het is het uiterlijk van de ijsbeer dat ons bevalt, maar zijn beperkte fantasie stuurt hem ook maar gewoon de vis achterna. 
Terwijl het plankton totaal onvoorspelbare reizen maakt. Het lift mee op de grote oceaanstromen maar komt evengoed terecht in de maag van de kleinste vis. 
Nils Holgersson ging mee op de rug van een gans. Ik zou de kabouter die hem met een toverspreuk verkleinde willen vragen mij nog veel verder te verkleinen. Dan kies ik uit het zoöplankton een sympathieke eencellige, ik hou me stevig aan hem vast en daar gaan we.