Ik ben vaak alleen. Alleen zijn vind ik prettig. Soms een paar uur, soms een paar dagen. Het is nu dag zeven van het experiment Super Stream Me en dus ben ik al een week niet alleen geweest.

Als ik fysiek alleen in een ruimte ben zijn er altijd nog minstens vierhonderd mensen die zien hoe ik alleen ben. Steeds vraag ik me af of ik me dan alleen genoeg kan voelen om de positieve effecten van het alleen zijn te benutten.

Kan ik mezelf laten geloven dat ik alleen ben terwijl er mensen meekijken? Of ben ik gewoon alleen, ondanks dat er mensen meekijken? Ik twijfel. Als ik me goed voel vind ik het leuk dat de camera erbij is, maar als ik me niet zo goed voel is de camera een handicap. Zoals toen ik afgelopen maandag op station Amersfoort ronddwaalde maar zelf niet wist wat ik aan het doen was. Ik was op zoek naar iets. Eerst ging ik onder een trap op het perron staan, later stond ik buiten in de regen bij de bussen. Ik zocht iets maar wist niet wat.

Het fijne aan alleen zijn is dat je even niet wordt waargenomen. Als je er vanuit gaat dat bestaan betekent dat je wordt waargenomen, kun je door alleen te zijn dus even niet bestaan. Een beetje zoals de boom die omvalt in een bos. Het onbestemde gevoel dat ik op het station had ging niet weg tot ik besefte dat ik zocht naar een beschutte plek. Een plek om alleen te zijn, ik voelde me een diertje. De beschutte plek zou ik nooit vinden want de camera op mijn schouder zou iedere beschutte plek onbeschut maken. De camera zou vastleggen hoe ik alleen ben. Alleen zijn blijkt onmogelijk als er mensen meekijken.