Vannacht was het weer zo laat: te jong sta ik in een zwembadhokje, ik hoor in de kleedzaal. Rumoer, vrolijk kindergeschreeuw: de badmeester in aantocht, gewaarschuwd door een pestkop die hem heeft verklapt dat er een onderdeur in een van de hokjes staat.

Vannacht was het weer zo laat: te jong sta ik in een zwembadhokje, ik hoor in de kleedzaal. Rumoer, vrolijk kindergeschreeuw: de badmeester in aantocht, gewaarschuwd door een pestkop die hem heeft verklapt dat er een onderdeur in een van de hokjes staat. Nog hoor ik de hoon. Dat ik er weer over droomde moet te maken hebben met het herlezen van ‘De portier’ van Ron Kaal, uit Hiëroglyfen, een van de beste Nederlandse essaybundels die ik ken. Kaal beschrijft de trucs om de filmportier om de tuin te leiden. Gouden regel: kijk nooit in zijn gezicht. Verontwaardigd reageren wilde ook weleens helpen. Of, o goddelijke Inspiratie: op je tenen ingeklemd tussen grote jongens.