Unieke beelden van een Brusselse volksbuurt in de jaren vijftig, nu pas op waarde geschat.

Le chantier des gosses
Canvas, 23.40-0.55 uur
Les gens du quartier
Canvas, 1.05-1.20 uur
Net als de Amsterdamse Jordaan heeft de Brusselse wijk de Marollen een stevige reputatie, die zelfs is uitgegroeid tot een mythe: die van de arme, maar o zo levendige oude volksbuurt waar saamhorigheid troef was maar het moest afleggen tegen het grote geld van stadsvernielers, vastgoedhaaien en egoïstische yuppen. En weg is de aloude gezelligheid. Zou het? Feit is dat in sommige buurten de veranderingen zo snel gaan dat de oorspronkelijke bewoners een vertekend beeld van het verleden gaan koesteren en nieuwkomers en toeristen delen in die nostalgie.

De Marollen, tussen Hallepoort en Kapellenmarkt, Justitiepaleis en Zuidstation, bereikt de nieuwkomer met het oog op het contrast nog het best vanaf het in de bovenstad gelegen Paleis van Justitie, met z’n Ceausescu-achtige dimensies. Daar brengen een steile trap of een personenlift hem naar de kleinschaligheid en menselijke maat van de twintig meter lager gelegen Marollen. Kuierend door de Hoogstraat en de Blaesstraat kan hij vaststellen dat de gentrification her en der inderdaad heeft toegeslagen, maar de levendigheid nog onmiskenbaar aanwezig is. Op het Vossenplein zal hij evenwel, gezeten achter een geuze in de hoop oude buurtbewoners smeuïg Marollenvlaams te horen klappen, teleurgesteld vaststellen door uitsluitend toeristen te zijn omringd. Ook op de voddenmarkt aldaar zijn geen echte marolliens meer te bekennen. Gelukkig heeft brusseleer Hergé in zijn Kuifje-albums het inmiddels bijna uitgestorven ‘Vlaams’-Brussels van zijn grootmoeder stiekem vereeuwigd – eih bennek, eih blavek! – en over de hele wereld verspreid. 

Twee unieke tijdsdocumenten voeren de kijker vanavond terug naar de jaren vijftig in de Marollen; Le chantier des gosses en Les gens du quartier van de ­autodidacte filmer Jean Harlez vormen de uitsmijters van het afgelopen week geserveerde Canvas-thema Studio De Stad, waarin op basis van een uitgezonden documentaire door experts werd gepraat over ‘de toekomst van de stad’. Maar kijkend naar het verleden illustreren beide films vooral hoe ernstig oude stadsgebieden in de afgelopen halve eeuw zijn blootgesteld aan autoverkeer, kantoorbouw, toerisme en genadeloze exploitatie van de openbare ruimte. In Le chantier des gosses kunnen de ketjes (kereltjes) zich nog uitleven op een braakliggend terrein aan de voet van het Justitiepaleis, waar een V1 in 1944 de bebouwing had weggevaagd en een enorme krater achtergelaten. Ze vliegeren, roken sigaretjes en ravotten in het zand. Dit heerlijke speelterrein wordt hun afgepakt door landmeters en vastgoedontwikkelaars, tegen wie de kinderen vervolgens met katapulten ten strijde trekken. Dat de als automonteur geschoolde Harlez deze film draaide zonder budget en scenario, met buurtkinderen die spontaan acteerden, maakt hem extra bijzonder. Hij bevat zelfs beelden van het Volkshuis van Victor Horta, dat in 1965 ondanks alle protesten werd gesloopt.
Le chantier des gosses werd niet vertoond. Met de Expo van 1958 in aantocht oordeelde men dat de film geen reclame voor hartje Brussel vormde, zodat niemand de scène kon zien waarin een ketje vanaf een trans van het Justitiepaleis watert op de witte tropenhelm van de flikken die onder hem langs lopen. Kattenkwaad jaren vijftig.

De parallel door Harlez gedraaide korte documentaire Les gens du quartier ­bevat beelden van inmiddels verdwenen beroepen als scharensliep en ambulant limonadeverkoper.