Het koloniale Indische leven ging ten onder in jappenkampen en de chaos van de onafhankelijkheidsstrijd. Ook veel fotoalbums raakten zoek. 326 verweesde albums liggen in het Tropenmuseum te wachten op familie. In OVT een drieluik.

OVT – Het spoor terug
Foto vindt familie (afl. 1 van 3)

Zondag, Radio 1, 11.25-12.00 uur

‘Dit is een specifiek contact met mijn vader. Hier heeft hij zitten gummen, zitten plakken.’ Willem Plink (78) legt zijn hand op de ruwe zwarte bladzijden met foto’s van de vrijgezellenjaren van Knil-militair Willem senior. Ontspannen kiekjes met vrienden en familie in lome, lommerrijke tuinen en op de kade tijdens het afduwen van bekenden die met de boot vertrekken. En ook een rijtje dansende revuemeisjes met hun blote knie omhoog. ‘Misschien was die daar wel een vriendin. En zie je de pyjama’s met huzarentressen waar de mannen thuis in rondliepen, de Brandebourgs à la Cavalerie? Dat was heel normaal, je deed tot twee uur dienst en dan trok je een pyjama aan. Ik zie mijn vader hier zo jolig, zo heb ik hem nooit gekend. Eigenlijk zijn er maar twee bewuste herinneringen. Dat we samen vliegeren voor ons huis in Cimahi op West-Java. En dat ik hem in 1942 kaalgeschoren zag achter het prikkeldraad van kamp Baros. Ik was zes en heb mijn vader daarna nooit meer gezien.’

Daarom is het zo belangrijk dat Plink dit album vorig jaar heeft terugvonden. Het zat sinds midden jaren veertig tussen de vele familiealbums die militairen en het Rode Kruis bij elkaar sprokkelden en naar Nederland stuurden, bestemming Tropeninstituut. Duizend albums lagen tijdelijk ter inzage in Amsterdam en andere steden, en nog jarenlang kon je langskomen bij mevrouw Hillerström in Den Haag, die alle albums onderdak bood in haar bescheiden appartement aan de Lübeckstraat 103. Het was haar levenswerk om zoveel mogelijk boeken thuis te brengen en na haar dood in 1978 waren nog 342 albums over. Dat bleef zo tot vorig jaar, bij de start van een ultieme poging om de albums terug te geven. De tijd dringt, straks is er niemand meer die de gezichten op de foto’s herkent. Het Tropenmuseum digitaliseerde elke bladzijde voor de site fotozoektfamilie.nl. Zo vonden nog eens zestien albums hun eigenaar terug, waarvan een enkele nog zelf foto’s heeft ingeplakt. Plink is daarvoor te jong. ‘De laatste foto in het album is van 1935, een jaar voor mijn geboorte. Toch zie ik dit als een teruggave van mijn jeugd, van alles wat is verdwenen.’

Tonny Winkler-Koert (84) verloor alle foto’s uit haar kindertijd in Indië. ‘We moesten van de Japanners ons huis uit en dat zou zogenaamd worden verzegeld. Nou, er zaten al andere mensen in voor we naar het station van Jogjakarta konden lopen. Mijn zuster is jaren later terug geweest en binnengelaten door de jongste zoon van het gezin. Ze zag meteen de kledingkist van mijn vader staan met zijn naam WJ Koert erop. En herkende ook de stoelen en theelepeltjes. De zoon vertelde dat zijn vader na het intrekken papieren had verbrand in de tuin. Ik denk dat daar alle foto’s bij zaten.’

Toch speurt Winkler-Koert nog naar behouden familieherinneringen en ontdekte kort geleden het afscheidsalbum dat in 1926 is gemaakt voor een oudoom bij zijn pensioen als directeur van een kweekschool in Bandung. ‘Ik heb hem nooit gekend, maar het gekke is dat dit album voor mij heel persoonlijk en tastbaar voelt.’ Het staat vol met studenten tijdens de lessen en het sporten. ‘Maar kijk eens naar die stoomtrein tijdens een schoolreis. Ik ruik meteen een vleug van gestookte kolen die door het open raam naar binnen waait. En dan ook de geur van melati, een jasmijnachtige die ’s avonds heel sterk ruikt, en de kruiden van onze kokkie Wirjo als ze aan het koken is. En ik zie weer hoe de flamboyant in bloei staat in een wolk van oranje-rood, en de canna’s en gerbera’s in grote potten op de terrassen. Dat zijn dierbare herinneringen aan een veilige tijd, die ook dit album uitademt.’

Dat tempo doeloe hebben de zusters Jeanine (66) en Lily (60) Lorenz niet gekend. Jeanine: ‘Alleen het naoorlogse, onafhankelijke Indonesië waarin de relatie met de bevolking was veranderd.’ Maar nog niet het onderwijs. ‘Ik wist precies waar Amsterdam ligt op de kaart, maar had geen idee van Jakarta. En ik heb hun taal nooit geleerd, terwijl ze geen wrok koesterden en wel Nederlands spraken. Ik heb dat altijd gênant gevonden.’
Samen bladeren de zusters door het jeugdalbum van hun moeder Lily van Schouwen, die in 1924 als twaalfjarig meisje haar familie op Madura moest verlaten om naar school te gaan in Surabaja. Lily: ‘Ze was daar erg ongelukkig, zo ver van huis bij vreemden in de kost. Pianospelen was heel belangrijk voor haar en er stond ook een piano, maar die was gereserveerd voor hun eigen dochter en ze mocht er maar een half uur per dag op spelen.’ Toch laat het album ook lol zien. Lily wijst: ‘Dit is een vrolijke foto voor een gekostumeerd feest, hier doet ze gek en trekt een lachend gezicht. Dat is een moeder die wij niet hebben gekend, ze was altijd introvert en serieus.’ Jeanine: ‘Ik denk dat de oorlog en behoorlijke impact heeft gehad. Dat je het onbezorgde voorgoed kwijtraakt als je in een kamp bent geweest. Dit boek heeft voor mij een grote waarde, mijn moeder is veel completer zo. Het geeft mij een nieuwe kijk op haar.’

Foto uit een familiealbum (1900-1940)

Reinier Westermann (59) was zestien toen vader Adriaan overleed, maar het fotoboek voor hem op tafel verandert weinig aan zijn beeld. ‘Het was een heel vriendelijke, bedachtzame man met een voorliefde voor tropische landen. Ik ben geboren in Surabaja, maar was peuter toen we eind 1956 met verlof naar Nederland gingen en niet meer terug konden. Soekarno had een nieuwe simpele regel: wie weg is, mag er niet meer in. Mijn ouders verloren alles, ze waren helemaal berooid. Toch bleef mijn vader altijd goed spreken over Indonesië. In de oorlog had hij in kampen gezeten in Birma en Japan, en ook daarover was hij mild. Ergens schrijft hij: “Men wil vergeten, men wil er niets meer me te maken hebben, het is voorbij. Hierin zit een gevaar... dat wij in dezen wel snel willen ‘vergeten’, maar niet ‘vergeven’. Na een tijdje zullen we dan blijven zitten met een ‘redelooze’ haat.” Ik vind dat wel mooi, dat hij dat denkt in 1945, als hij nog maar een week uit het kamp is.’

In het album van Adriaan staan foto’s uit Indië en Nederland van voor de oorlog door elkaar heen. Westermann herkent niet veel; een lampenkap, dezelfde zware houten tafel waar hij nu aan zit, een paar ooms en tantes. ‘Verder mensen die ik nooit heb gezien en gelet op de datum ook nooit meer zal zien.’ Bij de laatste foto van een vrouw met baby veert hij op. ‘He!? Dat is een foto van mijn moeder. Maar dat kan helemaal niet, want mijn ouders hebben elkaar pas ontmoet in 1950 en toen lagen alle albums al bij het Tropeninstituut! Ja hoor, dat is absoluut mijn moeder. Het zou zomaar kunnen dat dit album veel later bij het Rode Kruis terecht is gekomen, na 1956.’
Toch passen formaat en tint van de foto precies bij de veel oudere kiekjes in de rest van het boek. De andere Indische albums vallen als puzzelstukken in de herinnering, maar dit album is zelf een raadsel.