In februari 1945 fusilleerden de Duitsers als represaille zeven inwoners van het Utrechtse dorpje Benschop. Andere Tijden wijdt een uitzending aan deze tragische episode van verzet, verraad en vergelding.

Andere Tijden: Het verraad van Benschop
NPO 2, 21.25-22.00 uur
  
Het begon allemaal met de oranje geverfde scheepshoorn die in de gang hing bij mijn 93-jarige oudtante Hilda in Polsbroek, een boerendorpje in het zuidwestelijk deel van de provincie Utrecht. Als kind kon ik daar uren gefascineerd naar kijken. Over die hoorn waren in banen de kleuren van de Nederlandse vlag geschilderd en er stond in gouden letters een datum op: ‘13 febr. 1945’. Op die dag, om zes uur in de ochtend, was de – illegale – telefoon bij mijn overgrootouders overgegaan. Hilda had met mijn opa die nacht wachtdienst. Haar broer Teus was leider van de plaatselijke verzetsgroep. In Polsbroek – net als buurdorp Benschop, negen kilometer oostelijker, een lintdorp langs een wetering, bestaande uit een kleine kern en talloze boerderijen met daarachter diepe weilanden – zaten in de winter van 1944-1945 honderden onderduikers. Er was maar één toegangsweg, en aan het begin daarvan, in het gehucht De Vlist, was een wachtpost neergezet. ‘Er komt een bus met moffen aan!’ luidde zijn boodschap.
 
Hilda pakte de scheepshoorn en liep naar buiten. Luid blies ze eerst de ene kant op, toen de andere. De onderduikers en verzetslieden wisten wat dat signaal betekende: de schuilplaatsen in. ‘Het was mistig,’ vertelde ze. ‘Ik zag mannen lopen aan de overkant van de wetering. Ze droegen uniformen. Duitsers! Ze waren er al!’
 
Het was de wachtpost ontgaan dat er soldaten per fiets voor de bus uit reden. Hilda haastte zich naar de schuur en gooide de hoorn in de wc-pot. Daarna voegde ze zich bij haar ouders aan de keukentafel. Even later stormden twee Duitsers binnen. Ze doorzochten het hele huis, maar vonden geen scheepshoorn. Mijn opa, die zich in een kast met een dubbele wand had verstopt, werd niet gevonden.
 
Door haar actie voorkwam Hilda dat de Duitsers veel mannen konden oppakken, maar een buurman belandde erdoor in Kamp Amersfoort; ze dachten dat hij had geblazen. Hij overleefde het, maar had verschrikkelijk geleden. Zijn dochter zou met een broer van Hilda trouwen. Het onderwerp werd daarna nooit meer aangeroerd; te pijnlijk. Het verhaal achter de hoorn, die na de oorlog bij het legen van de beerput boven water kwam, raakte in de vergetelheid.

Robin Hood

De Duitse operatie van 13 februari 1945 was gericht tegen de verzetsgroep in Benschop, waarmee Polsbroek soms samenwerkte. De gewapende tak daarvan werd geleid door een gedeserteerde Waffen-ss’er uit Rijssen, Herman Struik, net als mijn oudtante geboren in 1921. Zijn schuilnaam was Piet Maas.

In tegenstelling tot veel verzetslieden in Benschop, die voornamelijk gedreven werden door religieuze motieven, was de charismatische Struik een vechtersbaas en avonturier. Hij had bij Leningrad gevechtservaring opgedaan en het IJzeren Kruis gekregen. Een zwangere geliefde in Oudewater deed hem besluiten na verlof niet naar het oostfront terug te keren. September 1944 belandde hij in Benschop. In de hongerwinter overviel hij, gekleed in ss-uniform, met zijn groep voedseldepots van de Wehrmacht en boeren in de omgeving die zich schuldig maakten aan zwarte handel.

De buit kwam ten goede aan ziekenhuizen in de regio en onderduikers. Die zagen hem als een Robin Hood, maar veel boeren konden zijn bloed wel drinken. Door verraad kwamen de Duitsers achter de verblijfplaatsen van de belangrijkste verzetslieden. Struik liet zich niet arresteren en vocht zich die dertiende februari dood, evenals een boerenzoon. Er sneuvelden ook drie Duitse soldaten. Als represaille werden vier dagen later zeven in Benschop opgepakte mannen voor een hooiberg gefusilleerd, onder wie de harde kern van de verzetsgroep.

Voorbijgangers hadden moeten toekijken. Er ontstond discussie over Struiks rol en die van de verzetsgroep. Ze hadden het over zichzelf afgeroepen, vonden veel inwoners. Na de bevrijding was er maar één manier om met elkaar verder te gaan: erover zwijgen.

Wonder

Het lukte mij ruim zestig ooggetuigen op te sporen en ze het verhaal te laten vertellen. Ik kreeg inzage in dagboeken en brieven van familieleden van de slachtoffers en ploegde de dikke strafdossiers over de zaak door. Wat ik vond, legde ik voor aan mijn oudtante. Toen kwamen de anekdotes.

De naam Struik zei haar aanvankelijk niets, tot ik zijn nom de guerre Piet Maas noemde. ‘Oh, die! Hij kwam vaak bij Teus.’ Het bleek dat Struik mijn oudooms groep ook wapenonderricht had gegeven. Oom Teus, die Struiks bravoure bewonderde, kon er met moeite van worden weerhouden een aanslag op een Duits konvooi te plegen. Enkele weken voor de moordpartij in Benschop vergaderde hij met Struik op een boerderij, toen de Duitsers plots binnenvielen.

Alleen Struik had een pistool. ‘De eerste drie zijn voor mij,’ zei hij tegen Teus. ‘Daarna zien we wel.’ Als door een wonder zagen de Duitsers het vertrek waarin zij zaten over het hoofd. Wat als Struik toen had geschoten? Was Polsbroek dan overkomen wat Benschop te wachten stond? Wat was er dan met mijn familie gebeurd?

‘Ik ga niet op televisie! Ben ik te oud voor,’ zei Hilda resoluut toen Andere Tijden mij benaderde. Ze was bang dat haar een soort heldenrol zou worden toebedeeld, en daar was het nooit om te doen geweest. Over het waarom was ze kort: ‘We konden niet tegen onrecht.’

Schaamte speelt ook een rol, denk ik. De Duitsers waren op die dertiende februari 1945 namelijk helemaal niet van plan om in Polsbroek te stoppen; ze waren op weg naar Benschop, tot ze een scheepshoorn hoorden. ‘Ik heb iets stoms gedaan,’ zei Hilda, ‘ook al was het me opgedragen.’

Toch is ze blij dat ik het heb uitgezocht en opgeschreven. Voor de familie. En voor nieuwe generaties. ‘We hebben ook voor hun vrijheid gestreden,’ zei ze.

Bram de Graaf: Het verraad van Benschop – Verzet en vergelding in een boerendorp, februari 1945 (Ambo|Anthos)