Andere tijden herdenkt de Duitse hereniging met een aflevering over de ondergang van de Trabant, die in kleine kring een cultauto werd. Etienne Busink ging ze sparen en heeft er nu vijftig. ‘Iedereen vindt een Trabant leuk.

Andere tijden: De ondergang van de Trabant
Dinsdag, NPO 2, 21.20-22.00 uur
 
Nadat de val  van de Muur vorig jaar al uitvoerig werd herdacht, kunnen we nu stilstaan bij de hereniging van Duitsland, die op 3 oktober 1990 officieel een feit was. Dit was de dag waarop de ddr definitief werd ingelijfd. Het experiment was mislukt en symbool van dit falen werd de Trabant, dat lullige tweetakt-autootje waarin honderdduizenden Ossies jarenlang rondknetterden.
‘Ik heb er meer dan vijftig.’ Etienne Busink uit Dordrecht moet zelf hartelijk lachen terwijl hij het zegt. Vermoedelijk heeft geen mens in Nederland meer Trabantjes dan hij. Het begon op het sloopbedrijf waar Busink 35 jaar geleden werkte. ‘We kregen een Trabant aangeboden die nog in redelijke staat was. Omdat het plaatwerk van een Trabant van duroplast is gemaakt, heb je er als sloopauto niet veel aan. Ik vond het wel een leuk autootje om te bewaren. Toen die sloperij werd opgedoekt, heb ik hem ergens neergezet en daar heeft hij heel lang stilgestaan.’
Pas toen Busink tien jaar later op een bijeenkomst van de Trabantclub verzeild raakte, werd hij naar eigen zeggen echt besmet met het virus. Er brak een periode van blinde verzameldrift aan. ‘Na de val van de Muur werden Trabants in Oost-Duitsland bijna weggegeven. Ze wilden er graag vanaf. Veel Nederlandse vrachtwagenchauffeurs namen er een mee naar huis in hun lege vrachtwagen. Zo’n ding stond dan twintig jaar in een schuurtje totdat moeder de vrouw het zat was.’
Gaandeweg kreeg Busink steeds meer Trabants aangeboden. ‘Het zoeken naar nieuwe auto’s vond ik heel erg leuk. Dat heb ik jarenlang gedaan, ook in de voormalige DDR. Ik leerde er mensen kennen die ook voor me op zoek gingen. Als iemand iets leuks had gevonden, reed ik er maar weer heen.’
Uiteindelijk groeide zijn verzameling uit tot een vloot van vijftig Trabants. Die zijn te huur voor feesten en partijen. Sleutelen doet Busink zelf. Zo’n twee dagen per week is hij ermee bezig. ‘De Trabant heeft een vrij makkelijke techniek. Het is net een bromfiets.’
Voor kleine afstanden pakt hij zelf ook graag de Trabant. ‘Hij haalt 105 kilometer per uur, dat is voldoende om mee te gaan met het verkeer. Je kunt er net een vrachtwagen mee inhalen. Als je Trabant rijdt, heb je altijd overal aanspraak. Mensen steken hun hand op of houden je staande. Iedereen vindt het leuk. Het is een heel schattig, aaibaar autootje.’
Eens in de twee jaar rijdt Busink met andere leden van de Trabantclub naar Zwickau, de bakermat van de Trabant. Daar komen liefhebbers uit heel Europa bijeen om hun auto te eren. Hele avonden zitten ze dan te bomen bij een kampvuurtje, want hun gezamenlijke liefde is goed voor vele uren gespreksstof.
De voormalige Ossies zien al die Trabi’s graag komen, want ook zij zien intussen de charme van hun oude, trouwe kameraad. ‘Jong en oud houdt van de Trabant,’ volgens Busink. ‘Pas als iets definitief verdwenen is, ga je er belang aan hechten.’