Waarom Nederland 160 miljoen voor twee Rembrandts wilde betalen.

Argos tv – Medialogica: De Rembrandt-rel
Woensdag, NPO 2, 22.55-23.40 uur
Twee huwelijksportretten van Rembrandt voor 160 miljoen euro, dat zag het Rijksmuseum wel zitten. Het prijskaartje dat er door de schatrijke verkopende bankiersfamilie De Rothschild aan werd gehangen leek geen obstakel te vormen – dat wilde het Nederlandse kabinet ondanks alle bezuinigingen wel gedeeltelijk ophoesten. Want dit was toch een unieke kans om deze ‘wereldberoemde’ portretten aan te schaffen.
En: als er niet snel werd gehandeld, zou een rijke oliesjeik de schilderijen anders straks boven zijn bank hebben hangen.
De aanschaf zorgde voor een internationale diplomatieke rel. Toen de plannen in Nederland concreet werden, herinnerde de Franse minister ons kabinet aan afspraken voor een gezamenlijke aankoop. Frankrijk deed zelfs een bod op één van de twee schilderijen. Na veel gesteggel werden Frankrijk en Nederland het alsnog eens over een co-ouderschapsregeling voor Maerten en Oopjen.
Medialogica blikt samen met vrijwel alle betrokken hoofdpersonen terug op deze zogenaamde ‘kunstsoap’: Rijksmuseum-directeur Wim Pijbes, minister Jet Bussemaker, de Franse minister Fleur Pellerin, D66-fractievoorzitter Alexander Pechtold, kunstkenners en verslaggevers.

Het onderzoeksprogramma Argos-tv analyseert vandaag de ontstane beeldvorming rond de twee Rembrandts. ‘De schilderijen waren nog totaal onbekend voor het grote publiek toen ze op de markt kwamen, maar werden binnen korte tijd een symbool van nationale trots,’ vertelt Medialogica-researcher Judith Konijn. ‘Zowel het Rijksmuseum als politici waren het er snel over eens: deze moéten we hebben.’ Met behulp van Pechtold werden alle fractievoorzitters binnen één ontbijt overgehaald. ‘Daarbij wilde men uitpakken met luxe broodjes, maar koos Pechtold uiteindelijk voor karig beleg: het mocht niet lijken alsof ze geld aan het verspillen waren.’
De azende oliesjeik kon door Medialogica niet worden opgespoord. ‘Het beeld was ontstaan dat er haast was geboden, omdat oliesjeiks, Russen of Chinezen de 160 miljoen zo zouden neerleggen. De vraag is echter of dit wel zo stellig te zeggen was, want die groep kopers is doorgaans hoofdzakelijk geïnteresseerd in moderne en hedendaagse kunst. Daarnaast waren er de afgelopen jaren meer Rembrandts op de markt die niet direct verkochten. Eén Rembrandt is na vier jaar zelfs aan een museum geschonken, omdat er geen koper voor te vinden was.’
Uiteindelijk gingen veel enthousiastelingen mee in de Rembrandt-polonaise, zonder van de hoed en de rand te weten. ‘Dat is ook het bijzondere aan kunst: blijkbaar is het soms zo mooi en ongrijpbaar, dat men vergeet kritische vragen te stellen.’