In de vierde aflevering van Onzichtbaar Nederland aandacht voor onze veranderende blik op water.

De dreiging kwam eerst vanuit zee, later ook vanuit de rivieren en de laatste tijd ook nog vanuit de hemel. Onze delta is geen veilige plek om te wonen en te werken, maar we doen dit wel. En dus moeten we het water naar onze hand zetten. Door nieuw land te maken, dijken aan te passen en continu plannen te maken. Een eeuwigdurend proces.

De zwakke plekken aan de kust zijn verdwenen, daarmee is ook het werk van de steenzetters aan de Hondsbossche zeewering onzichtbaar gemaakt. De kijk op onze verdediging tegen de stijgende zeespiegel is veranderd. Door de tijd heen is hier gemakkelijk mee om gegaan.

De derde stad van Zeeland, Reimerswaal, is verzwolgen door de zee doordat de kracht van het water is onderschat. Met een schatgraver gaan we, bij laag water, op zoek naar restanten van de stad.

Rivieren zijn een bron van zoet water en een ideale plek om aan te wonen of ons te vermaken. In de jaren ’50, ’60 en ’70 zijn rivieren vooral gebruikt als afvoerput van de industrie. Tonnen gif zijn erin geloodst maar ook de burger vond de grachten en rivieren prima plekken om ons afval te dumpen. Bij Gouderak is zoveel gif gestort dat een hele woonwijk met de grond gelijk moest worden gemaakt.

We kunnen ons niet meer voorstellen hoe we toen naar onze rivieren keken. Nu worden ze weer gekoesterd. Net als het Markermeer. Dit is een ‘dood meer’ waar niets groeit en niets in zwemt. Maar met de ontwikkeling van de Markerwadden ontstaat er weer nieuw leven in het meer.