O'Hanlon laat ons kennismaken met zijn helden uit de negentiende eeuw, de tijd waarin hij zelf het liefst geboren had willen zijn. In de vierde aflevering van het eerste seizoen reist O'Hanlon de ondekkingsreiziger Edward Drinker Cope (1840 - 1897) achterna. Cope was paleontoloog en christen, desondanks gebrand op het leveren van bewijs voor Darwins evolutietheorie.

Tekst en foto's: Jonathan Maas

De bottenoorlog

Civilization’ – gevolgd door een diepe zucht. Paleontoloog Ray Rogers wijst op de snelweg waar we onderdoor varen. Onze mobiele telefoons geven trillend en rinkelend aan dat ze weer netwerk hebben, nadat we zojuist twee dagen van de radar zijn verdwenen. We zijn in Montana en varen over de Missouri River. Dwars door onherbergzame rotsformaties; door erosie uitgesleten brokken steen waar je met een levendige fantasie spitse torens en belerende wijsvingers in ziet. Af en toe kom je een dorre boom tegen, soms een toefje groen. Bij iedere bocht een ander klimaat. Trui aan, trui uit. Regenjas aan, alles uit. In je T-shirt op het dek, in de zon. Een serene stilte, het geronk van onze motorboot niet meegerekend. De filmcrew moet er aan wennen, maar dat zulke plekken nog bestaan, is geruststellend.

De 4370 kilometer lange Missouri River is de langste rivier van Noord-Amerika; ontspringt in de Rocky Mountains en mondt uit in de Mississippi. Het is één dag terug dat we de boot op stapten, na een eindeloos hobbelende tocht per jeep vanaf onze lodge, over onverharde wegen onder donkere, sinistere luchten. Onze missie: dinobotten spotten, in de voetsporen van paleontoloog Edward Drinker Cope (1840-1897). Die bivakkeerde rond 1876 in dit gebied om op fossielen te jagen. Zijn motivatie was tweeledig. Enerzijds werd hij net als veel collega’s in die tijd gedreven door de ambitie bewijs te leveren voor de pas gepubliceerde evolutietheorie van Darwin, anderzijds wilde hij in de strijd met collega-wetenschappers de allergrootste ontdekking op zijn naam schrijven; de eerste en de beste zijn – niets menselijk was hem vreemd. Waar we nu zijn, was hier de juiste plek voor, de rotsen hier bij Cow Island liggen vol archeologische schatten.

Nog steeds. Daarom dat Ray Rogers hier is. Rogers is geen stoffige studeerkamer wetenschapper: hiking schoenen, spijkerbroek, een houthakkers hemd, baseball cap, een drie dagen baardje en een gezonde blos op de wangen. Als hij niet in de boot zit, loopt hij rond met een pikhouweel – als was het eind negentiende eeuw. Het navigatie-apparaat in de andere hand doet 2011 vermoeden. Wanneer hij ergens iets bijzonders tegenkomt bij een rots, noteert hij een beschrijving van de plek en het landschap, het soort fossiel en de gps-coördinaties. Twintig jaar geleden kwam hij voor het eerst hier omdat een van zijn helden Jack Horner (befaamd dino-expert en technisch adviseur bij alle Jurassic Parc-films) hier een Tyrannosaurus aan het uitgraven was. Rogers, die destijds promotieonderzoek deed onder Horner, wilde daar bij zijn. Op een van de plekken waar hij overnachtte, ontmoette hij Jim Mitchell; geoloog en destijds verantwoordelijk voor het managen van de economische grondstoffen in het gebied. Mitchell kent het gebied van haver tot gort. Voor Rogers was het destijds terra incognita – en voor een beetje paleontoloog is dat dè brandstof om er op uit te trekken en te gaan ontdekken; dat is nu niet anders dan dat het in de negentiende eeuw was. Maar hoewel het Amerikaanse wilde westen nog steeds desolaat, ruw en grillig is, is er wel het een en ander veranderd.

Montana Colorado
Bijnaam: Treasure State
Oppervlakte: 381.156 km2 (1% water)
Inwoners: 926.825 (2,39/km2)
Hoofdstad: Helena
Gouverneur: Brian Schweitzer
Oorspronkelijke bewoners: Indianen
Belangrijkste rivier: Missouri River
Gem. temperatuur in augustus: 29°C

Bijnnaam: Centennial State
Oppervlakte: 269.837m2. (0.4% water)
Inwoners: 4.601.403 (16,01/km2)
Hoofdstad: Denver
Gouverneur: John Hickenlooper
Oorspronkelijke bewoners: Indianen
Belangrijkste gebergte: Rocky Mountains
Gem. temperatuur in augustus: 23°C

rauwdouwer

We schrijven eind september 1876, dezelfde omgeving. Edward Cope heeft de afgelopen weken op zijn expeditie twaalfhonderd pond aan fossielen verzameld – spul dat hij en zijn gevolg met zich mee zeulen want Cope reist niet alleen; hij heeft mensen voor zich werken. Op zijn hielen zitten de Sioux-indianen; niemand minder dan Sitting Bull himself, die zojuist een heel leger heeft uitgemoord. Zij hebben niet veel goeds in de zin met Cope want zij menen dat hij hier is om goud te stelen, wat veel blanken in die tijd deden. Het zijn condities die Ray Rogers niet kent. Rogers’ voornaamste vijanden hier zijn het weer, slangen en muggen. Maar er zijn ook gelijkenissen. Waar Cope werd bijgestaan door zijn meereizende gezelschap, hielp Jim Mitchell Rogers bij het verkennen van het gebied. Mitchell is een piraatachtige rauwdouwer met een ZZ Top-baard. Oud-Vietnamstrijder en iemand die van wanten weet. Hij vertelde Rogers destijds waar hij beter wel en niet kon kamperen, stelde zijn boten beschikbaar en wees hem waar hij de meeste fossielen zou vinden.

Nu zit hij samen met Rogers in een kano, die met een touwtje vastzit aan onze boot. Doordat de kano door onze motor wordt meegetrokken, heeft Mitchell zijn handen vrij om modderwater uit de boot te pompen en met een soort Super Soaker recht de lucht in te schieten, waarmee hij een enorme modderfontein veroorzaakt. Hij herhaalt dit tafereel om de twee minuten, buldert van de lach en tapt moppen die handelen over het leven in the wild west - vluchten voor beren terwijl je kameraden worden opgevreten, dat werk. Rogers en Mitchell drinken bier en eten beef jerky; gedroogde stukken taai vlees waarmee je je Europese gebit aan gruzelementen kauwt. De lucht is opgeklaard. Ik zit met een ijsthee in de zon, Redmond O’Hanlon ligt voor op het dek van de andere boot languit met een blikje cola. Het lijkt wel vakantie in plaats van een expeditie. Ons enige ongemak is dat de motor van de catamaran af en toe afslaat. Als er geen kudde moordzuchtige Indianen achter je aan zit, is dat niet als ontbering te kwalificeren.

Mitchell pompt modderwater uit de boot en schiet dit met een soort Super Soaker recht de lucht in, waarmee hij een enorme modderfontein veroorzaakt.

hydrosaurus

We komen bij een plek waarvan Rogers weet dat het rijk is aan fossielen. Vanaf de wal klimmen we de rots omhoog, met onze dikken zolen stappen we over stekelige cactussen. ‘Ze zijn hier overal’, zegt Rogers over het fossielenassortiment in de regio. ‘Het is de kunst alleen de allerbesten uit de rotsen te spotten.’ Binnen vijf minuten duikt Rogers een bot op van een hydrosaurus, zonder zijn pikhouweel te gebruiken; het spul ligt gewoon aan de oppervlakte. Daarna vindt hij een krokodillentand en een tand van een Theropoda dino, in een bassin waar een oude rivier fossielen naartoe heeft gebracht. Rogers maakt notities in zijn opschrijfboekje. Zoveel mogelijk details, want refereren aan de naam van het gebied is onmogelijk. Ondanks dat er geologische kaarten van dit gebied zijn, hebben veel delen geen naam. ‘Alleen de hoogtepunten zijn benoemd’, weet Rogers.

Vanwege de rijkdom aan fossielen heeft hij een huis gekocht in de streek, in Lewistown, drie uur rijden vanaf het punt waar we de Missouri River zijn opgegaan. Mitchell woont daar ook. Als Rogers niet doceert in Minnesota (hij woont in de grootste stad van de staat: Minneapolis), is hij zoveel mogelijk hier in Montana. Edward Cope liet met expedities zijn gezin achter, schreef af en toe een brief aan zijn dochter; Rogers neemt de hele familie mee: zijn vrouw die ook paleontoloog is en zijn twee dochters. Ook op trips naar Roemenië en Madagaskar, waar volgens Rogers ook veel ‘dinostuff’ te vinden is, reist het gezin mee. Voor de expedities krijgen Rogers en zijn studenten subsidie, maar het zal niemand in deze tijd verbazen dat hier tegenwoordig flink op wordt bezuinigd. Aan de ene kant vindt hij dat begrijpelijk. ‘Dinosaurussen zijn niet van levensbelang, onze steden op een duurzamer manier van stroom voorzien wel’, zegt hij. Aan de andere kant noemt hij het jammer en ook schandalig. Onderwijs en research zijn fundamenten voor de toekomst en Rogers stelt dat er nog genoeg geld in omloop is maar verkeerd wordt gebruikt. Zoals bestedingen aan de wapenindustrie.

Nu is dit een tricky onderwerp in dit deel van de States, waar cowboys graag met pistolen zwaaien. Maar vraag een Amerikaan niet om consequent te zijn op dit thema. Rogers noemt zichzelf democratisch en is kritisch over wapenbezit, hij heeft zelf wel een geweer in huis. ‘Guns are fun’, is de simpele verklaring. ‘Maar ze zijn er om mee te jagen, niet om mensen mee dood te schieten.’ Hoe hij voorkomt dat een van zijn dochters in een depressieve tienerbui zichzelf ermee naar het einde van de wereld schiet, daarop heeft hij geen antwoord.

Gezicht op de Missouri-rivier

dinotanden

Door zijn neef die paleontologie studeerde en daar met esprit over sprak, raakte hij enthousiast om zelf fossielen te gaan bestuderen. Hij heeft niet het idee dat er in deze tijd minder te ontdekken valt dan zijn collega’s in de negentiende eeuw. Alleen de romantiek is er een beetje af. Destijds waren grote delen van het Amerikaanse westen blinde vlekken op de kaart, nu weet je GPS-apparaat je overal te traceren en je door een gebied te navigeren. Maar hoe leuk is verdwalen met Indianen in je kielzog – laten we wel wezen. ‘Ik vind het fijn om te weten waar ik ben en om te kunnen inschatten of het waard is ergens naar fossielen te zoeken’, zegt Rogers. ‘Je kunt effectiever zoeken en zo juist meer ontdekken.’ Nu zijn de grote ontdekkingen wel zo’n beetje gedaan; er wordt niet vaak meer een nieuw soort ontdekt. ‘Maar met alle technologie van vandaag kunnen we fossielen beter bestuderen dan vroeger’, stelt Rogers. ‘Er is nog zoveel dat we niet weten, de wetenschappelijke vragen zijn onuitputtelijk. Veel van het materiaal dat al gevonden is moet nog worden onderzocht en door datasets aan elkaar te koppelen, kunnen we veel te weten komen over hoe dieren hebben geleefd en hoe ze zijn geëvolueerd.’

Hij noemt studies die aan de hand van isotopen in dinotanden de migratie van dieren van destijds in kaart konden brengen; er viel te zien waar dieren hun voedsel vandaan haalden. ‘Vroeger wist je niet wat er achter de heuvel lag’, zegt Rogers. ‘Ontdekkingsreizigers als Cope gingen op pad, vonden botten, brachten ze thuis en publiceerden erover. Dat was het dan. Nu krijgen we door het bestuderen van data een beeld van de interactie tussen die oude beesten en kunnen we geschiedenis reconstrueren. Hoe is een soort ontstaan? Waarom was er op een bepaalde plek een concentratie van een bepaalde soort en ergens anders niet? Wat waren de klimatologische condities? Eigenlijk valt er nu veel meer te ontdekken.’

De avond valt, we zetten onze tenten op langs de oever van de rivier waar we overnachten. Veel ontdekkingsreizigers uit vervlogen tijden vonden het wiel niet per se zelf uit maar deden hun voordeel met de kennis en gastvrijheid van de lokale bevolking en zo hoeven wij ons er niet voor te schamen dat ons verblijf hier mogelijk wordt gemaakt door een outdoor outfitter, bestaande uit vader Terry en zoon Michael. Michael is een jonge dertiger die in tegenstelling tot de meesten van zijn generatiegenoten niet naar de stad is getrokken maar in de rimboe is gebleven. Dat al zijn vroegere vrienden nu ver weg wonen deert hem niet: ‘I’m kind of a loner anyway.’ Hij is een prototype ‘hamburger-Amerikaan’ en hij draagt zulke baggy broeken dat als hij bukt, hij zijn hele kont ontbloot. Zijn vader vervoert toeristen met inferieur materiaal (een catamaran die er steeds mee ophoudt) en weet niet wat sms’en is – wat heb je aan zulke kennis als er toch geen bereik in de omgeving is? Het duo heeft smurfblauwe plastic picknicktafels en –banken bij zich en bereidt hamburgers en omeletten waar de gemiddelde fastfoodzaak een puntje aan kan zuigen.

Een ander facet dat Rogers trekt aan dit deel van Amerika behalve dat het vol fossielen ligt, is dat het hier nauwelijks verandert. Het is hier nog precies zoals twintig jaar geleden, toen hij er voor het eerst kwam. Dezelfde mensen, dezelfde groentewinkel –je vlees schiet je zelf. Verder: een school, kerk en taverne waar men elkaar bij naam kent. In Minneapolis verandert de omgeving continu en leven mensen anoniem.

progressief

Waar ook veel verandert is, is Boulder, Colorado. Boulder ligt aan de voet van de Rocky Mountains en is een progressief baken in een overwegend conservatieve staat. Doordat de stad de Universiteit van Colorado huisvest, telt de bevolking van Boulder zo’n dertigduizend studenten. Ook deze omgeving is rijk aan fossielen. Rogers’ collega Bob Bakker trok als jongeman naar Boulder zowel voor de paleonthologie als voor de hippiesfeer. ‘Je kon op straat joints roken en we leefden in communes’, herinnert de nu 66-jarige wetenschapper zich. Bakker heeft zijn hippielook nooit afgelegd: hij draagt zijn lange grijze haar in een paardenstaart en heeft net als Jim Mitchell een ZZ Top-baard.

‘De Amerikaanse student is tegenwoordig een stuk conservatiever dan vroeger’, klaagt hij. Hij lijkt een punt te hebben. Op het campusterrein staan wekelijkse ‘Freshmen Biblestudies’ met stoepkrijt aangekondigd op het plaveisel, voor de deur van een Lutherse studentenvereniging vindt een braaf feestje plaats – van wiet of alcohol geen enkel spoor. BeBirckenstockte meisjes wandelen in hun bikini samen met blootsvoets gaande jongens in wijde boardshorts over straat. Sportieve dertigers en veertigers rennen hen hard voorbij met ontblote bovenlijven. Er wordt ook driftig gefietst door wielrenners. De brede avenues van Boulder tonen riante huizen met brede veranda’s in alle kleuren van de regenboog, bewoners schoffelen in hun zorgvuldig gecultiveerde tuinen. De bevolking is blank en blakend van gezondheid; de drie dagen dat we hier bivakkeren, zien we geen enkele gekleurde Amerikaan of enig ander signaal van een multiculturele samenleving. In de supermarkt is geen frisdrank verkrijgbaar, er staan alleen organic drinks in de schappen. De progressieve Amerikaan is anno 2011 niet anti-establishment maar een verantwoorde, welgestelde en sportieve blanke wiens kinderen studeren en naar Bijbelstudie gaan. Zoals zijn conservatieve voorvader het graag had gezien.

Daar waar het mag, wordt op straat geskate; op veel plekken staat op grote borden aangegeven dat skaten verboden is. Illustratief voor het paradoxale en fel verdedigde vrijheidsideaal van de Amerikaan: ze haten een bemoeizuchtige overheid maar laten zich gedwee van alles opleggen. Een frisse duik nemen in een van de meren hier mag niet, daar moet je een slagboom voor onderdoor en heb je de permissie van de dame in het kantoortje voor nodig. Die krijgen we niet omdat er onweer in de lucht schijnt te hangen. Buiten met zes man aan een tafel op een terras zitten mag ook niet: er morgen slechts vijf stoelen bij een tafel staan en twee tafels met stoelen aan elkaar schuiven mag ook niet. Voor het bestellen van een biertje moeten paspoorten worden getoond.

brontosaurus

Het wemelt in de omgeving van de ‘dinosaur ridges’, geologische sites waar gezinnen met jonge kinderen voor dinorecreatie recreëren. De families sjokken met iPods in de handen van hun vers geparkeerde Dodges en Hummers de bergen in. Daar waar ontdekkingsreizigers in de negentiende eeuw gevaarlijke expedities uitvoerden, staan nu borden die de moderne recreant waarschuwen voor het gevaar van de bergleeuw. Er worden praktische suggesties gedaan voor het onfortuinlijke geval je oog in oog komt te staan met een exemplaar: ‘blijf kalm, ren niet weg en ga praten met de leeuw: loudly, firm and with a low voice’. Om drinkwater reservoirs staan picknickbanken. Fantaseren Europese kinderen over kastelen, prinsen en prinsessen, de verbeelding van een Amerikaans kind gaat over grote en gevaarlijke dino’s – bij jongens misschien meer dan bij meisjes. In Morisson, een half uurtje rijden vanaf Boulder, is een Natural History Museum, waar het vol staat met gereconstrueerde dino’s en mammoeten. Bob Bakker werkt voor het museum, in een kantoortje zit hij een stuk rots schoon te poetsen waarop afdrukken van een brontosaurus staan. Ook Bakker was al jong begeesterd door het verschijnsel dino. Als tienjarig jongetje stuitte hij thuis op een exemplaar van het tijdschrift Life, waarop zijn vader geabonneerd was. Het nummer had een coverartikel over dinosaurussen. Bakker noemt het artikel nog steeds een van de ‘prachtigste voorbeelden van goede wetenschapsjournalistiek’ en het stuk legde het fundament voor zijn liefde voor paleontologie.

De directeur van het Natural History Museum, Matthew Mossbrucker, was ook als jongen geïntrigeerd door dino’s. Zijn verklaring waarom Amerikaanse kinderen gek zijn op die beesten? ‘Het zijn gevaarlijke dieren die je niets meer kunnen doen omdat ze zijn uitgestorven’, zegt hij. ‘De wereld van dino’s is spannend en veilig. Het is veilig avonturieren.’ Is dat geen universele behoefte van de moderne mens? Spannende reizen maken met plastic campingmeubilair en comfortabele tenten. Je overgeven aan de ruwe natuur maar wel weten wat er achter de horizon gloort. En je GPS op zak die vermijdt dat je kunt verdwalen.

t. rex

Mossbrucker graaft zelf ook naar fossielen, samen met Bakker die als eerste wetenschapper stelde dat dino’s warmbloedig moeten zijn geweest. Omdat ze rechtop lopen bijvoorbeeld. Beesten die dat doen zijn warmbloedig. Ook wordt verondersteld dat dino’s geëvolueerd zijn tot vogels en die zijn ook warmbloedig. Toen Steven Spielberg Jurassic Parc besloot maken, ging hij bij Bakker voor advies te rade en het leidde er toe dat het personage Robert Burke uit de film op Bakker is gebaseerd (de paleontoloog die wordt opgegeten door een T. Rex; Bakker zelf oogt springlevend).

‘Het ontrafelen van het verleden is het grootste avontuur’, zegt Bakker in het kantoor. ‘Het verleden is voor ons nog voor 95 procent blanco. Onze kennis over de geschiedenis gaat zo’n 315 miljoen terug. Iedere vier miljoen jaar krijg je nieuwe soorten, de T. Rex heeft maar anderhalf miljoen jaar bestaan. We hebben niet voor iedere miljoen jaar rotsen en fossielen uitgeplozen dus er valt nog veel te ontdekken. Hier in Colorado vind je veel uit de Jura periode, die van ongeveer 199,6 tot 145,5 miljoen jaar geleden duurde. Wil je een paar miljoen jaar daarvoor onderzoeken, dan moet je naar Madagaskar of naar China, een zo goed als onontgonnen gebied.’ Maar, stelt Bakker, een wetenschapper wil niet alleen nieuwe soorten ontdekken. Bakker: ‘Je wilt ook hun plek in het ecosysteem onderzoeken. En juist daarin valt nog veel te ontdekken. Hoe lang was het droge en het natte seizoen, hoe zag hun habitat eruit? We weten er nog weinig van. Ik zou iedere slice of life willen uitpluizen, ik wil het hele verhaal weten.’

Bakkers expedities leidde hem de wereld over, van Zuid-Afrika tot Mongolië. Net als Edward Cope in de negentiende eeuw kwam het er vaak op aan vrienden te worden met de lokale bevolking. Cope verkeerde destijds in angst om te worden gescalpeerd door de indianen maar wist ze uiteindelijk voor zich te winnen. Bakker: ‘Je had in die tijd een ander soort permit nodig dan nu, maar eigenlijk komt het op hetzelfde neer: drink het lokale bier en ga op in de cultuur van het land. Zorg dat je een goede verhouding hebt met de bewoners van het gebied waar je je expedities uitvoert.’ Met vileine grijns: ‘In dit deel van Amerika draag je daarom een cowboyhoed en klaag je over de overheid.’

Iemand die ook weet wat het is om huis en haard te verlaten en weet wat het behelst om er op te trekken en dingen te ontdekken is paleontoloog Ted Daeschler. We ontmoeten hem in Philadelphia, bij de Academy of Natural Sciences. Hier staat de reconstructie van de elasmosaurus waarmee Edward Cope in 1869 een enorme blunder beging: hij had de kop van het beest geplaatst op de plek waar de staart had moeten zitten. Een collega van Cope, Othniel Charles Marsh, merkte de fout fijntjes op, wat tot gebrouilleerde verhoudingen leidde en zelfs resulteerde in de ‘bone wars’: de twee vooraanstaande paleontologen zouden elkaar in de jaren die volgden consequent de loef proberen af te steken en alle middelen waren daarbij geheiligd. Ze huurden spionnen in, saboteerden opgravingen, kochten fossielensmokkelaars om, zetten lastercampagnes op touw, zochten daarvoor de publiciteit en ze vernielden vondsten die ze niet mee naar huis konden nemen uit angst dat de ander ermee vandoor ging. Rivaliteit die je in het competitieve Amerika nog steeds vaak tegenkomt en zeker onder wetenschappers.

Philadelphia is op het moment dat wij er zijn in de ban van de naderende orkaan Irene. De straten bieden een uitgestorven aanblik en op de radio in de taxi interviewen geagiteerde dj’s Amerikanen die hun huizen barricaderen. Uiteindelijk zal de hele zaak met een sisser aflopen, maar dat weten we dan nog niet. Aan Daeschler is geen spanning om naderend onheil te bemerken, hij heeft voor hetere vuren gestaan. Vanaf 1994 gaat hij om de zoveel jaar op expeditie, vooral in het noorden van Canada. Begin jaren negentig paleontologisch onontgonnen gebied. ‘In de jaren zeventig van de vorige eeuw hadden geologen dat gebied in kaart gebracht’, verhaalt Daeschler. ‘Die waren fossielen van vissen tegengekomen. Zo gaat het altijd: de eerste ontdekkers van een gebied zijn vaak de geologen. Die onderzoeken de rotsen en dateren de stenen; kennis die nodig is voordat je fossielen kunt dateren. In 1994 ging ik voor het eerst op expeditie in Canada, ik was toen een jaar of veertig. Het was scary: ijskoud en we konden ijsberen tegenkomen.’

‘Als we ergens veel kleine fossielen vinden aan de oppervlakte, gebroken en geërodeerd, gaan we onderzoeken uit welke laag die zijn gekomen. Dan gaan we graven, dwars door verschillende aardlagen. Verschrikkelijk verslavend. Nieuwe plekken ontdekken is waanzinnig spannend.’

Ted Daeschler

helikopters

Daeschler laat foto’s zien van zijn tentje op Ellesmere-eiland, een desolaat landschap van ruwe rotsen, meren en ijsplateaus in het Canadese Nunavut. Het is er prachtig. Op ontdekkingsreis gaan is wat dat betreft nu niet anders dan het voor mensen als Cope en Marsh moet zijn geweest: je komt op de mooiste plekken van de wereld. Wat nu ook hetzelfde is als in de negentiende eeuw: je moet je goed voorbereiden op een trip. Net als Cope en Marsh moest Daeschler een team van medewerkers formeren, want in je eentje gaat zo’n expeditie niet. Je moet goed materiaal bij je hebben: de spullen die je nodig hebt om fossielen uit rotsen te hakken maar ook helikopters om het gebied überhaupt in te komen, zo laat Daeschler op foto’s zien. Verder: voldoende voedsel waarmee je lijf vijf weken barre weersomstandigheden en uitputting overleeft en kleding die je wapent tegen kou en de gure wind.

Ook moet je goed je geologische huiswerk hebben gedaan en over voldoende geld bezitten: een expeditie van vijf weken kost 70.000 dollar. ‘Op expeditie werken we tien uur per dag’, zet Daeschler uiteen. ‘Als we ergens veel kleine fossielen vinden aan de oppervlakte, gebroken en geërodeerd, gaan we onderzoeken uit welke laag die zijn gekomen. Dan gaan we graven, dwars door verschillende aardlagen. Verschrikkelijk verslavend. Nieuwe plekken ontdekken is waanzinnig spannend.’ Maar wat valt er te ontdekken?

tiktaalik

Het is 2002. Daeschler keert met zijn team terug naar huis met een fossielenvangst van vijftig vissoorten. Een stuk neus interesseert Daeschler bovengemiddeld, hij kan het ding niet thuis brengen. In 2004 gaat hij terug naar Ellesmere. Hij vindt meer fossielen die erbij horen en in 2006 publiceert hij over de vondst, een nieuwe soort, zo blijkt: de Tiktaalik. Een baanbrekende ontdekking: wetenschappers beschouwen de Tiktaalik tegenwoordig als de missing link tussen vissen en gewervelde landdieren, het fossiel zou een overgangsvorm tussen poten en vinnen laten zien. ‘Het was geen eureka-moment’, verklaart Daeschler. ‘Het was een proces van onderzoek in het lab, steeds meer ontdekken, weer teruggaan naar de plek waar het gevonden is, meer ontdekken en onderzoeken. Langzaam maar zeker ontdek je steeds meer, heel leuk want dat verlengt de spanning. Het is vooral een kwestie van geduld hebben.’

Het heeft dus nog zin om je bergschoenen aan te trekken en de rimboe in te gaan, uit nieuwsgierigheid dat je dingen vindt die niet eerder zijn ontdekt. We zijn weer terug op de Missouri River, in de sputterende boot van Michael en Terry. Wat paleontologie betreft ligt er nog aardig wat in ruwe rotsformaties opgeslagen dat nog moet worden uitgegraven, zoals hier in Montana. Ondertussen kan er veel meer over de geschiedenis worden geleerd met al het veldwerk dat al is verricht. Zoals het verloop van evolutie, klimaatveranderingen en continentverschuivingen. Het nieuwe veldwerk dat wordt gedaan, levert vaak veel meer op dankzij de moderne efficiëntie. Een reis waar men in de negentiende eeuw vier jaar over deed, doen we nu in twee maanden – waardoor je veel tijd overhoudt voor research en onderzoek. Geavanceerd transport heeft het ontdekkingsreizen veel goed gedaan, onze haperende boot buiten beschouwing latend. Ray Rogers rukt aan de trekstarter, de motor hoest dat het een aard heeft. ‘Wanneer één vraag is beantwoord, rijzen er altijd vijf nieuwe’, zegt Rogers. ‘Een ontdekkingsreiziger is altijd aan het leren. Nog steeds.’ De motor slaat aan, we varen verder. Op zoek naar nieuwe aanwijzingen over hoe dieren vroeger leefden en rivieren hebben gestroomd. Nieuwe onontdekte schatten.