Jos de Putter maakte in 1998 de documentaire 'The making of a new empire', over de Tsetjeense maffiabaas en vrijheidsstrijder Khozh-Ahmed Noukhaev. Tijdens het maken van deze film leerde hij een aantal mensen kennen in Tsjetjenië, waarmee hij sindsdien per e-mail contact heeft. Na 11 september ging hij naar Baku, de hoofdstad van Azerbeidzjan, om met hen te praten over de aanslagen, hun 'closed society project' en hun haat tegen de 'volkeren aan zee'. Hieronder een inleiding op de documentaire van zijn hand.

Noukhaev en Mansour: de ideologen van de gesloten samenleving

DE KOMST VAN DE NIEUWE BARBAREN

In één klap werden we opgenomen in de geschiedenis; want zoveel referentiepunten had deze generatie niet. Waar onze ouders precies wisten waar ze waren op de dag dat Kennedy werd vermoord kwamen wij niet zo ver. Voor velen van ons was de WK finale van 1974 zo'n dag, om maar aan te geven dat we in een samenleving vertoefden waaruit de geschiedenis langzaam 'verdween'. Zeker na de val van de Muur, toen werd vastgesteld dat de geschiedenis nu definitief was geïmplodeerd in een mondiale gelijkschakeling.

De explosie die dat idee weer wegnam was van een soort hyperrealiteit, 'voorbij Hollywood', die ons dwingt op het pad van de interpretatie en daarmee op dat van de geschiedenis.

Zo moest ik bij het zien van de beelden uit New York denken aan de e-mails die ik in de maanden daarvoor had gewisseld met Tsjetsjeense kontakten in Baku (de hoofdstad van Azerbeidzjan).

Toen ik in 1998 voor mijn documentaire 'The making of a new empire' in de ruïnes van de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny vertoefde, vertelde mijn hoofdpersoon, de maffiabaas en vrijheidsstrijder Khozh-Ahmed Noukhaev me een merkwaardig verhaal. 'Het klinkt misschien godslasterlijk', zei hij, 'maar ik vind het niet erg dat de stad helemaal verwoest is. Dat er zoveel Tsjetsjenen zijn gestorven is erg, maar de stad past niet bij ons. Als de Russen hem niet hadden verwoest hadden we het zelf moeten doen'. Voor Noukhaev was het concept van een stad 'duivels', omdat het het wezen van een maatschappelijke orde die bestaat uit verbanden van clans en stammen aantast. Ik begon pas weer over de radicaliteit van die opmerking na te denken toen ik per e-mail op de hoogte werd gehouden van de nieuwste initiatieven van Noukhaev: de oprichting van een zogenaamde 'closed society foundation' (expliciet tegenover de open society van George Soros geplaatst, zie de link rechtsboven over de open en closed society). Bij de oprichting van de closed society foundation hoorde een manifest dat de komst van de 'nieuwe barbaren' voorspelde. Deze barbaren keren zich af van de idealen van de Westerse open maatschappij en het idee van burgerschap en z'n gedelegeerde verantwoordelijkheid. De barbaren verwerpen de verworvenheden van het rationalisme en keren terug naar mystiek, naar afstamming, bloedverwantschap, broederschap, theocratie.

Volgens de closed society zijn die barbaren te vinden onder de bergstammen van Tsjetsjenië, Afghanistan, Kashmir, Koerdistan en Nepal, en onder woestijnstammen zoals Berbers en Palestijnen, en andere volkeren in bijvoorbeeld Somalië en Iran. In alle gevallen stammen die een patriarchale samenleving koesteren en 'niet zijn gecorrumpeerd door het mercantilisme van de steden en volkeren aan zee'. Er werd zelfs een heilige oorlog verklaard aan de steden aan zee, aan de kosmopolitische geest in steden zoals New York...

Toen ik na de aanslagen in New York en Washington kontakt zocht met Noukhaev kreeg ik van zijn raadsman, de Poolse theoloog (!) Mansour Jachimczyk, de vriendelijke groeten 'vanuit de heilige steden die vandaag de dag stabieler lijken dan jullie zondige steden'. Op mijn verzoek wilden ze graag praten over hun 'closed society project', dat een antwoord moest zijn op de problemen van vandaag; een alternatief voor volkeren die niet aan de vaart van het globale kapitalisme mee wilden doen, die niet wensen te worden opgenomen in de universaliteit van modernisme en rationalisme, maar die het als een heilige plicht beschouwen hun identiteit (ook al zo'n begrip dat met succes was gedeconstrueerd in Westers denken) te waarborgen.

Hoe exotisch me dat ook allemaal in de oren klonk, aan mijn eerdere bezoeken aan Tsjetsjenië had ik wel de indruk van een radicaal andere wereld overgehouden, een wereld waarin geen compromissen worden gesloten, waarin iedereen op zijn woord wordt afgerekend, een pre-moderne wereld waarin zingeving op een andere manier vorm krijgt dan in de onze. Een marginale wereld ook, aan de periferie van de oprukkende globalisering, van de mondiaal gedeelde ideologie - maar een wereld ook die op 11 september plots vanaf de rand naar het centrum oprukte. Want hoewel er beslist verschillen zijn tussen de politieke agenda van Bin Laden en zijn terroristen en het Tsjetsjeens gedachtengoed omtrent de bescherming van 'heilige volkeren' is er ook een gemeenzame deler: de absolute en radicale afwijzing van het Westers model met zijn universele claims op 'vooruitgang' en 'democratie'. Voor de tegenpartij van de closed society impliceert het Westers gedachtengoed een ontheiliging van oeroude samenlevingsverbanden, een banalisering van de verantwoordelijkheid jegens God en een corrumpering van tradities. Zo was mèt de geschiedenis ook in één klap de religie (met succes gedeconstrueerd) terug op de kaart - religie niet als individuele vrijheid, beleden in de moskee, kerk of synagoge, maar als fundamenteel principe, dat in de woorden van Noukhaev en zijn huisfilosoof Jachimczyk onherroepelijk leidt tot radicalisering ten opzichte van het globaliseringsmodel.
Er is nog iets dat me naar mijn kennissen in Baku trok: kort na de aanslagen kon je op diverse fora (onder meer in een debat dat de VPRO organiseerde) geluiden horen over een 'gefrustreerde islam', over armoede en uitzichtsloosheid. Dat bestaat allemaal, maar het komt niet overeen met wat ik in Tsjetsjenië had aangetroffen: waardigheid, trots, geloof in eigen cultuur niet vanuit een tekort, vanuit een provincialisme, maar vanuit een diepe, religieuze, voor-moderne overtuiging dat broederschap vòòr individuele vrijheid komt, dat het collectief de drager van de identiteit is, niet het geatomiseerde Westerse individu van de open maatschappij. Natuurlijk is die cultuur vreemd en wellicht gevaarlijk, maar hij noopt tot nadenken over de grenzen van globalisering en modernisme - of is de elfde september ook het begin van het eind van het cultuurrelativisme en delen we hetzelfde vooruitgangsideaal? Dat is dan een geloof, dat in de terminologie van de Amerikaanse president van 'Good versus Evil' nu in een heilige oorlog verdedigd wordt.
Vanuit dergelijke gedachten ben ik op bezoek gegaan bij de Tsjetsjenen, niet om de waarheid te horen maar om brokstukken te verzamelen van een andere taal, waarvan we geen deelgenoot zijn. Maar die brokstukken bestaan.

Jos de Putter