Wat is er sinds de val van Saddam veranderd, waarom zijn de aanslagen niet gestopt, wie zitten er achter het aanhoudende geweld en had dat vermeden kunnen worden? Op zoek naar de antwoorden begaf de Oostenrijkse journalist en documentairemaker Antonia Rados zich in de Iraakse ‘soenni-driehoek’, een wereld met voor westerlingen – en zeker de Amerikaanse bezettingsmacht – ondoorgrondelijke en verwarrende sociale codes, en filmde de huidige crisis vanuit soennitische invalshoek.

Interview met documentairemaker Antonia Rados

In haar documentaire Saddam’s Revenge observeert zij de dagelijkse omgang tussen de bewoners van het tussen de steden Bagdad, Tikrit en Fallujah gelegen gebied. De geboortestreek van Saddam Hoessein wordt bewoond door zeer religieuze, soennitische stammen. De vijf miljoen soennieten (nog geen twintig procent van de Iraakse bevolking) die de ruggengraat vormden van Saddams Irak, van zijn Baath-partij en zijn leger, werden bevoordeeld en zien de Amerikaanse aanwezigheid in Irak als voor hen alleen maar nadelig.

De ‘driehoek’ staat dan ook bekend als een van de gevaarlijkste delen van Irak, waar het verzet tegen de Amerikaanse bezettingsmacht het felst wordt gevoerd. Deze grote verliezers van de oorlog vormen daarom, daar is Rados van overtuigd, naast factoren als de traditionele bloedwraak, stammenstrijd, buitenlandse strijders en de islam, de grootste bedreiging voor de vrede. Als minderheid hebben ze van een nieuw democratisch Irak niets te verwachten.

Rados: ‘De Amerikanen hebben veel fouten gemaakt die vermeden hadden kunnen worden. In Fallujah, waar we twee weken in het geheim en onder constante bedreiging filmden, is de 82ste Airborndivision gelegerd, tough cookies die eerst schieten, dan pas praten. Ze zijn misschien zeer bedreven in het voeren van oorlog maar niet in de omgang met burgers. De Amerikanen zijn Irak veel te naïef binnengetrokken. Voor de oorlog waren ze goed toegerust, voor het handhaven van de vrede niet. Ze hebben er absoluut geen benul van met welke stammen ze te maken hebben. Ook maakten ze de blunder alle instituties, zoals de Baath-partij, de ministeries en Saddams leger te ontbinden. Die waren niet onschuldig maar het was slimmer geweest ze in te zetten voor de opbouw van het nieuwe Irak.’

Wie zitten er volgens u achter de aanslagen?
‘De Amerikanen hebben vele vijanden. De grenzen zijn open. In Fallujah wemelt het van de buitenlandse strijders. Het is duidelijk dat de religie belangrijker is dan we allemaal dachten, maar van enige betrokkenheid van Al Qaida, zoals de Amerikanen beweren, heb ik geen enkel bewijs gevonden. Zeker de helft van de aanslagen op de Amerikanen is het gevolg van bloedwraak, uitgevoerd door stamleden. De Iraakse soennieten die een burgeroorlog trachten te ontketenen door het plegen van aanslagen op sjiietische heiligdommen zijn te vergelijken met de Serviërs in voormalig Joegoslavië. Zij zijn de grote verliezer en zijn bereid voor hun verloren privileges te vechten. Het is toch ook tekenend dat er nog geen enkele aanslag tegen de soennieten plaatsvond. Ik ben geen politicus, maar ik denk dat het te laat is Irak voor een burgeroorlog te behoeden. De soennieten willen het Irak zoals het was. Nationalisme is een dodelijke ziekte. Een jaar bezetting heeft bewezen dat dat geen oplossing is. De Amerikanen moeten wegwezen, nu het nog kan. In de driehoek oefenen ze sowieso geen enkel gezag meer uit. Bang voor nog meer verliezen en met de verkiezingen in zicht, sluiten ze zich op in tot bunkers omgebouwde paleizen van Saddam. Het is voor mij zo klaar als een klontje: het Iraakse probleem is in toenemende mate het soennitische probleem.’

Dit artikel verscheen eerder in VPRO-gids nummer 12.