Wie is dapper en wie niet? De soldaat die bereid is te sneuvelen of degene die zijn eigen veiligheid laat prevaleren? Een lastig te beantwoorden vraag, maar wel één waarmee Nederlandse militairen in het kader van VN-operaties steeds vaker worden geconfronteerd. Tegenlicht sprak over moed en lafheid met militairen, hoe zit het met andere beroepsgroepen die op beslissende momenten hun mannetje moeten staan?

door Hugo Hoes
VPRO Gids

Achtergronden bij de uitzending

Michael Roggendorf, managing director Roggendorf Security Service

‘Op mijn werk ben ik nog nooit bang geweest. Angst ken ik niet, wel spanning. Bijvoorbeeld als er een winkeldief moet worden aangehouden die crack gebruikt heeft en zich onvoorspelbaar gedraagt. Dan moet je verhoogd alert zijn en goed weten wat je rechten en plichten zijn. En blijven opletten, want misschien heeft hij een spuit. We treden op met ervaring en overwicht en proberen altijd te voorkomen dat een aanhouding escaleert. Want daar los je niets mee op. Stressbestendig en zelfverzekerd moet je zijn en ook zelfkennis is noodzakelijk. Moed kun je niet aanleren, dat zit in je of niet. Als er een melding komt dat er ergens is ingebroken ga je er op af. Wanneer het dan donker is en je ziet de ingeslagen ruiten dan voel je wel verhoogde adrenaline maar geen angst. Meestal zijn de daders ook al weg. Een kraak kan in twee minuten en wij hebben een aanrijtijd van vijf. Moedig zou ik mezelf niet noemen, wel verstandig. Voor ons is dit gewoon. Sommige mensen houden telefonisch enquêtes, dat moet je ook maar durven. De Himalaya beklimmen, dat is pas moedig. Uitstraling is belangrijker dan kunnen kickboksen of het hebben van een postuur van twee meter. Maar denkt u dat mensen door de telefoon zullen zeggen dat ze iemand een winkel uitgeschopt hebben?’

Prof. mr. A. van Hall, dijkgraaf Waterschap Hunze en Aa’s

‘Angst tijdens het werk? Nee. Niet om stoer te doen, als ik bang was geweest had ik het ook zeker gezegd. Maar moed is ook niet nodig. Stabiel moet je zijn, net als de dijken. Rust en overzicht zijn belangrijk. Waterbeheer kent een grote mate van voorspelbaarheid en daar kun je je maatregelen op treffen. Andere dijkgraven zullen waarschijnlijk hetzelfde antwoorden. Al kan ik me voorstellen dat een dijkgraaf, die zoals in 1995 een paar honderdduizend mensen moest laten evacueren, bang kan zijn dat er iemand achterblijft. Ik ken een basisspanning die met je werk samenhangt. Dat heeft elke chirurg ook. Die zal nooit zeggen dat hij bang is voor een operatie maar hij zal wel adrenaline voelen. Maar ondanks de voorspelbaarheid blijft het elke dag goed opletten. We hebben hier in ’98 een crisis gehad en een polder onder water laten lopen met tien miljoen liter water. Dat is een grote bak vol. Maar bang was ik daarbij niet. Ook niet moedig. Natuurlijk ken ik wel persoonlijke angsten, voor ziekte en dood, maar die heeft iedereen.’

Irma Günther, burgemeester Wognum

‘Ik kan me niet herinneren dat ik wel eens bang ben geweest op mijn werk. Ook niet in mijn vorige baan. Als bestuurder ben ik nooit bedreigd. Toen hier wat speelde op het gebied van taxivervoer zijn er wel wat nachtelijke telefoontjes geweest, bellen en niets zeggen. Dat is het enige. In de jaren zeventig, ten tijde van de Molukse acties, werkte ik als gedeputeerde in Zuid-Holland en toen kregen we opeens te maken met extra beveiliging. Destijds was dat nog nieuw. En ooit is er op het Brabantse provinciehuis een gedeputeerde doodgeschoten. Dat had met zijn werk te maken. Echt moed is van mij nog nooit gevraagd. Alles is rustig hier. Een heldendaad heb ik nog nooit verricht, ook niet buiten mijn werk. Maar dat zal voor de meeste mensen gelden.’

René Holthuis, ambulanceverpleegkundige

‘De eerste paar maanden was ik uit onervarenheid wel eens bang tijdens mijn werk en stond ik soms met het zweet in de handen. Maar later heb je dat niet meer. Het grote publiek heeft dankzij programma’s als 112- Weekend een spectaculair beeld van ons werk maar tachtig procent bestaat uit besteld vervoer, bijvoorbeeld van ziekenhuis naar verpleeghuis, en de rest is spoedvervoer. Het is belangrijk om tijdens alle hectiek kalmte te bewaren. Blijkbaar kan ik dat goed, anderen mensen zouden misschien in paniek raken waardoor ze helemaal worden lamgeslagen. Het is de kunst om het slachtoffer technisch en zakelijk te bekijken en je niet door bijvoorbeeld een hoofd vol bloed van de wijs te laten brengen. Wij werken volgens vaste abc-protocollen met betrekking tot ademhaling en bloedcirculatie. En mocht je het even niet meer weten dan begin je gewoon weer van voor af aan. Dat is onze kapstok. Ik krijg wel vaak met verbaal geweld te maken, je bent toch het mikpunt van het publiek. Bij meldingen van vecht- en schietpartijen wachten we altijd eerst tot de politie is wezen kijken Ook daar zijn protocollen voor. Nog nooit heb ik uit angst handelingen nagelaten. Wel vraag je je soms af of je het anders had moeten doen. Daar praat je met collega’s over. Ongelukken heeft dat nooit opgeleverd. Moedig, nou nee het is je vak. Eén keer lag er een bekende in mijn wagen maar vanwege zijn verwondingen herkende ik hem pas vrij laat. Dat was wel schrikken. Gelukkig was dat tijdens een rustige rit, geen spoed. Een Groningse collega reed ooit met zijn ambulance naast een auto waarvan hij de chauffeur onwel zag worden. Die auto reed met een aardig vaartje verder en die heeft hij toen met de ambulance van de weg gedrukt en stil gezet. Vervolgens heeft hij die man gereanimeerd. Daar is hij voor onderscheiden.’

Cees van Geel, jachtopzichter

‘Nog nooit ben ik bang geweest. Daar ben ik het type ook niet voor. Wel heb ik vaak situaties meegemaakt waarbij je voorzichtig moest zijn. Ik denk wel dat ik moedig ben. Maar als je tegen een overmacht van tien man aanloopt dan moet je natuurlijk assistentie inroepen. Daar kun je alleen weinig tegen beginnen. Meestal gaat het dan om stropers. Ik ben niet zo snel ergens trots op maar ik heb weleens twee of drie man aangehouden en een vuurwapen in beslag genomen. Niet iedereen is hier geschikt voor, dat weet ik zeker. Mijn vader en mijn opa waren ook jachtopzichter, het zit in mijn genen. Ik ben een ouderwetse, met nacht en ontij ben ik in het bos. Tegenwoordig zijn er veel bijkomstigheden. Bijvoorbeeld de stort van chemisch of xtc-afval.En dat zijn geen schatjes hoor. De eerste Nederlandse xtc-storting heb ik hier gevonden. Dat haalde nog het Journaal. Als je zoiets ziet kun je twee dingen doen: ingrijpen of de andere kant opkijken. Ik kies voor het eerste, maar die lui betrap je niet snel. Dumpen kan binnen vijf minuten. Ik ben bijzonder opsporingsambtenaar met alle bevoegdheden en heb dus ook handboeien, pepperspray en een wapen. Gelukkig heb ik daar nog nooit mee hoeven schieten en heb het ook nog nooit ter hand genomen. Kordaat, snel en adequaat moet je optreden. Zeggen waar het op staat, eerlijk zijn en er niet omheen draaien. Want dan voelen zij ook ruimte. En nooit proberen iemand iets onterecht in de schoenen te schuiven. Vaak kennen die gasten de wetten nog beter dan jijzelf. Zij kennen ons en wij kennen hen. Een keer ben ik een stroper bij de jacht tegengekomen. Het komt wel voor dat je niet optreedt terwijl dat achteraf misschien wel had gemoeten. Dan heb je wel bepaalde autootjes zien rijden maar verder niets of te weinig gezien. Als je dan later het kenteken opvroeg bleken het toch wel om verdachte groepen te gaan. Maar dat is geen angst.’