Bram Buunk, hoogleraar Sociale Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, heeft de afgelopen tijd nogal wat over zich heen gekregen. Hij stelde in een interview op de website van de universiteit dat patiënten met een aantal klachten zonder directe lichamelijke oorzaak de neiging hebben om zichzelf gelijk te stellen met écht zieke mensen, bijvoorbeeld reumapatiënten, en dat enige bescheidenheid op zijn plaats was. Patiënten reageerden furieus, en Buunk liet het gewraakte artikel verwijderen van de website (Rechts op deze pagina is het artikel te lezen)

Nederlandse Huisartsen Genootschap: "Ziekten zonder duidelijke somatische oorzaak moeten afgeschaft worden"

Een kleine maand later heeft Buunk nog geen spijt van het artikel, integendeel: “Ik heb spijt dat ik hem van het web af heb laten halen. Wat ik gezegd heb is niets nieuws, alleen zeggen weinig mensen het hardop. In de psychologie leren mensen dat er ziekten zijn waarvoor geen somatische oorzaak is en dat je dat op de juiste manier, met psychotherapie, moet behandelen. “

Logisch gezien zouden mensen met bepaalde klachten blij kunnen zijn dat er een behandeling gevonden is voor hun ziekte. Maar volgens Buunk ligt het niet zo simpel: “ ME bijvoorbeeld is geen ziekte maar een diagnose, die gesteld wordt bij mensen die meer dan zes maanden een ernstige vermoeidheid hebben en waar geen oorzaak bij gevonden is. Er zijn veel soorten mensen die daarin terecht komen. Waar het om gaat is dat nogal wat mensen die ME hebben, maar dit geldt ook voor andere aandoeningen, zich hebben ingegraven in het idee dat er een somatische oorzaak is. En zo gauw het woord psycholoog valt, lijken sommigen als door een wesp gestoken omdat dat zou betekenen dat er geen lichamelijke oorzaak is, maar dat het tussen hun oren zit. Dat is iets waar ze gewoon niet aan willen .”

Tjerk Wiersma, van het Nederlands Huisartsen Genootschap, herkent er wel iets in: “Er is natuurlijk een categorie mensen die meent dat ze voor elke kwaal iets moeten hebben. Dat gaat dan vaak niet zozeer van artsen uit, maar bijvoorbeeld van familieleden, of van andere omgevingsfactoren. De sociale dwang om naar de dokter te gaan is groot. De diabetesfederatie had een website, als je daar invulde dat je te dik was, kreeg je advies om naar de huisarts te gaan vanwege een verhoogde kans op diabetes.”

Maar Buunk ziet wel degelijk een rol voor de artsen weggelegd: “Veel huisartsen hebben weinig tijd, dat weten we, dus patiënten worden doorgestuurd, er worden allerlei onderzoeken gedaan, dan wordt er niets gevonden en komen ze weer terug bij de huisarts. Dan zijn er huisartsen die zeggen, ik geef de diagnose ME, of fybromyalgie (Een naam die gegeven wordt aan een bepaalde verzameling klachten, red.). Ik heb daar wel begrip voor, maar als je een patiënt een diagnose geeft waar verder niets mee te doen valt, schiet je er niet veel mee op. Veel patiënten zijn er blij mee, in eerste instantie, je bevestigt ze, maar naar verloop van tijd niet meer, want je bevestigt patiënten in het idee dat er een ziekte is van het lichaam, en op die manier gaan patiënten maar door met het verkeerd interpreteren van symptomen.“ Wiersma erkent dat dit gebeurt: “Ik geef zelf nooit de diagnose fybromyalgie. Er is geen behandeling voor, dus je hebt er niets aan. Maar mensen gaan toch shoppen, en komen dan bij een arts die daar toch een etiket op gaat plakken.“

Een deel van de hoge kosten van de gezondheidszorg wordt gevormd door een aantal ‘modeziekten’. Ziekten zonder een duidelijk somatische oorzaak kunnen volgens Wiersma dan ook net zo goed afgeschaft worden. “Whiplash bijvoorbeeld is geen ziekte, maar een gebeurtenis. En erg gerelateerd aan verzekeringsaspecten. Het aantal whiplashpatiënten was groter naar mate de sociale voorzieningen beter waren.”

Maar wat dan nu te doen? Volgens Buunk is de medische diagnostiek ver genoeg om duidelijk te kunnen stellen of een ziekte een aantoonbare lichamelijke oorzaak heeft. En zo niet, dan moet de behandeling daar op worden aangepast: “Ik zou ervoor zijn dat er wordt gezegd, u heeft wel klachten er is wel een behandeling voor, namelijk een cognitieve gedragstherapie, of meer bewegen, misschien met bepaalde medicijnen erbij. Er gaat nu in Groningen, in het Academisch Ziekenhuis, een polikliniek voor Onverklaarbare Medische Klachten van start, waar een internist en een psychiater aan verbonden zijn. Daar heb je nog niet meteen een behandeling mee, maar ik denk dat er zoiets moet zijn, want het is nu een gat in de gezondheidszorg.”

Of zo’n benadering echter ook voor een daling in kosten van de gezondheidszorg zorgt, is nog maar de vraag. Bram Buunk: “Theoretisch kunnen de kosten van de gezondheidszorg omlaag, maar de initiatieven zijn nog niet erg succesvol. Er zijn ideeën dat je een psycholoog in de eerste lijn moet neerzetten, maar mensen hebben het idee dat ze een lichamelijke klacht hebben, dus de dokter moet ze helpen. Het idee dat ze doorgestuurd worden naar een psycholoog staat mensen dan niet aan, daar reageren ze verontwaardigd op. Dat moet veranderen. Misschien dat je het anders moet noemen, maar er zal een plaats moeten komen voor dit soort dingen, in de vorm van behandelcentra waar mensen speciaal hiervoor heen gaan. “

Wiersma, zelf betrokken bij het opstellen van standaarden voor huisartsen, ziet steeds meer aandacht komen voor de gedragsaspecten van ziekten. “Er zijn nu wel richtlijnen voor. In de standaardbehandeling voor rugklachten staat het bijvoorbeeld. Dat je ziektegedrag vooral niet moet honoreren, en dat je de weg van behandeling van het gedrag moet inslaan. Maar dat is iets van de laatste vier, vijf jaar. Dat moet nog met meer power in gang gezet worden. Naar mate die benadering meer aandacht krijgt, ook bij het publiek, wordt dat ook meer geaccepteerd.”