Nolbert Utaziruband (30 jaar) was voor de genocide leraar in Rugunga. Eind 1994 wordt hij verdacht van de moord op Raphael Uwimana, Richard Murekezi, Gahima, Nduhura en de familie Mutagasi. In het rapport van de onderzoekscommissie CLADHO gepubliceerd op 10 december 1994 zijn honderden van dergelijke getuigenissen opgetekend. Een lange lijst van mannen, vrouwen en kinderen die verdacht worden van doodslag of medeplichtigheid. Er zouden ruim 100.000 Hutu’s hebben meegewerkt aan de genocide. Hoe gaat een land om 100.000 daders?

Na het eind van de genocide en de machtsovername door de partij van Kagame raakten de gevangenissen overvol. Waar plaats was voor honderd man, werden er duizend vastgehouden zegt Annick van Lookeren Campagne, voormalig VN-medewerker. Ze leefden er onder onmenselijke omstandigheden en in grote onzekerheid. De VN hoopte met haar aanwezigheid martelingen en opstanden in de gevangenissen te voorkomen, maar ze kon niets doen om het rechtsproces te versnellen.

Aan het eind van de genocide, in juli 1994, was het rechtssysteem in Rwanda geheel vernietigd. Er was geen manier om de verdachten te berechten. De justitiële structuur moest van de grond af worden opgebouwd.

Op 30 augustus 1996 werd een wet (loi organique) aangenomen met betrekking tot vervolging op grond van genocide en misdaden tegen de menselijkheid. De wet beslaat misdrijven gepleegd tussen 1 januari 1990 en 31 december 1994. De wet onderscheidt vier categorieën verdachten:

Categorie 1: degenen die verantwoordelijk waren voor planning van en het aanzetten tot de genocide en massamoorden;
Categorie 2: de uitvoerders van de genocide, dat wil zeggen degenen die gemoord hebben;
Categorie 3: degenen die verwond hebben zonder te doden;
Categorie 4: degenen die geplunderd en vernield hebben.

Parallel aan de opbouw van het nationale rechtssysteem werd het Internationale Rwanda Tribunaal opgezet. Het eerste proces werd in 1997 gehouden. Inmiddels zijn 23 zaken behandeld. Het Rwanda tribunaal houdt zich vooral bezig met de berechting van leidinggevenden en verantwoordelijken van de genocide. Het tribunaal heeft onder meer een premier, vier ministers en vijf burgemeesters berecht.

Ondanks alle inspanningen was het onmogelijk om via de reguliere rechtsgang alle verdachten binnen een redelijke tijd de horen. elf jaar na dato wachten nog tienduizenden Hutu’s op een uitspraak of een zitting.

De Tutsiregering heeft daarom besloten een traditionele vorm van berechting in ere te herstellen, namelijk de ‘Gacaca’. In die vorm van rechtsspraak komen de verdachten, de ooggetuigen en de slachtoffers bij elkaar om vast te stellen wat er werkelijk gebeurd is. De bijeenkomst wordt geleid door een ‘inyangamugayo’ een wijze man die wordt aangesteld door en uit de lokale bevolking. Hij fungeert als rechter en beslist over de strafmaat.

De Gacaca kan geen “verantwoordelijken“ (categorie 1) berechten en is ook niet gerechtigd om de doodstraf op te leggen. Kinderen onder de 14 worden vrijgelaten en kinderen jonger dan 18 krijgen een lichtere straf. Plunderaars en daders van lichte vergrijpen (categorie 4) worden niet vervolgd.

Er zijn ongeveer 11.000 gacaca’s opgericht en begin oktober 2001 werden 254.000 'rechters' (inyangamugayo) aangesteld. De Gacaca rechtspraak is sinds 2002 van kracht.

Volgens het Rwandese ministerie van justitie is de Gacaca gericht op reconciliatie en participatie. De bevolking is getuige, rechter en pleitbezorger tegelijk.

Journaliste Linda Polman, die na de genocide meerdere malen in Rwanda is geweest, hecht meer waarde aan de Gacaca’s dan aan het Rwanda Tribunaal: Het tribunaal duurt te lang, niemand kijkt er nog naar”. Van Lookeren Campagne beaamt dat: “Het moddert wat voort, er is een chronisch tekort aan geld.” Dat het tribunaal zou worden tegengewerkt door de Tutsi regering vindt ze een slap excuus: ”Delponte wil ook Tutsi’s kunnen berechten en dat wil Kagame natuurlijk niet. Daarom werkt hij tegen, maar waarom zegt ze dat gewoon niet.”

De betekenis van de Gacaca rechtspraak is te vergelijken met die van de “Truth and Reconciliation” commissie in Zuid-Afrika, vindt Polman. “Mensen vertellen wat ze hebben gedaan, betuigen hun spijt en kunnen dan worden opgenomen in de gemeenschap. Het is een manier om vooruit te komen, om er een streep onder te zetten”, zegt Polman. Toch is ze somber over de toekomst. Reconciliatie zal niet zo makkelijk zijn, maar er is geen keus: Men moet toch door? Je kunt niet 100.000 mensen schuldig laten zijn. Want wat doe je dan? Moet je ze dan allemaal in de zee gooien?”

Het rechtssysteem in Rwanda maakt wat de genocide betreft onderscheid tussen 'verantwoordelijken' en 'daders'. Het is een essentieel verschil, want niet iedere schuldige is verantwoordelijk.