Tegenlicht vroeg aan Bas Vogel (Algemene Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden/AVVV) en aan Trudy Schreuder Goedheijt (Expertisecentrum Informele Zorg/EIZ) te kijken naar de plannen van verpleeghuis Weidesteyn om mantelzorgers en vrijwilligers structureel in te zetten bij de zorg voor de bewoners van het verpleeghuis.

Algemene Vereniging voor Verplegenden en Verzorgenden en het Expertisecentrum Informele Zorg reageren op de uitzending

Bas Vogel stelt dat het AVVV niet wil dat vrijwilligers worden ingezet als een structurele oplossing voor de bestaande problemen in de ouderenzorg, maar ziet de inzet van meer vrijwilligers wel als een aanvulling op, en een verrijking van de professionele zorg.

Een bijdrage van Bas Vogel (AVVV).
Het AVVV ziet de volgende voordelen van het meer inzetten van vrijwilligers.
- Allereerst omdat vrijwilligers door hun liefdevolle begeleiding heel veel kunnen betekenen voor de kwaliteit van leven van bewoners.
- Maar ook kunnen vrijwilligers bijdragen aan het beeld dat de maatschappij heeft over de ouderenzorg. Nu is de wereld van de verpleeg- en verzorgingshuizen voor veel burgers vaak een groot onbekend niemandsland, waar ze negatieve associaties bij hebben. Door als vrijwilliger te werken ga je zien dat ook in de laatste fase van het leven een ongekende schoonheid en ontroering besloten zit, en dat lichamelijke en psychische achteruitgang niet synoniem zijn met verdriet.
- Tegelijkertijd zal de inzet van vrijwilligers opleveren dat we als maatschappij steeds beter beseffen dat de gezondheidszorg van Nederland niet alleen bestaat uit de heroïsche daden van medisch specialisten, maar voor het overgrote deel uit liefde en deskundige aandacht van betrokken professionals.
- Dat zal ook een correctie opleveren op het beeld van de 'maakbaarheid' van onze gezondheid: veel mensen worden immers nooit meer beter. Voor hen is het de uitdaging om zo goed en zo kwaad als het gaat te leren leven met de beperkingen van hun lichaam of hun geest.
- Ook het maatschappelijke beeld van sterven en dood kan worden bijgesteld: in veel gevallen blazen we niet vredig op een mooie zomernacht onze laatste adem uit. In werkelijkheid betekent sterven voor velen een proces van onttakeling, van moeizaam en soms pijnlijk afscheid nemen van wat er is geweest. En toch kan ook dat een buitengewoon waardevol onderdeel van het leven zijn, zowel voor de stervende als voor zijn naasten.

Waar wij als AVVV op tegen zijn is dat vrijwilligers taken gaan overnemen die bij professionals thuishoren:
- Het merendeel van de bewoners van verpleeghuizen is ouder dan 80 jaar, heeft meerdere lichamelijke ziekten en klachten (hart- en vaatziekten, ingewandstoornissen, gevolgen van hersenbloedingen), heeft psychische én psychiatrische ziektebeelden en kent daarnaast dikwijls sociale problemen. Dat maakt deze categorie bewoners buitengewoon complex. Of zoals de verzorgende in Normen en bejaarden zegt: ‘ze zijn hier niet voor hun zweetvoeten’. Daarom heb je professionele hulpverleners nodig die je niet mag en kan vervangen voor vrijwilligers.
Twee voorbeelden: Hulp bij vocht- en voedselvoorziening lijkt eenvoudig, maar je moet deskundig zijn om slikklachten en de daarmee samenhangende complicaties als longontstekingen te kunnen voorkomen en/of tijdig te signaleren.
Complexe gedragsproblematiek - die veel voorkomt bij demente ouderen - vraagt om een hoge mate van deskundigheid. Komt het misschien van de medicatie? Zijn er lichamelijk oorzaken? Wat is de juiste manier van omgaan met moeilijk gedrag?

Het Expertisecentrum Informele Zorg doet in opdracht van het ministerie van VWS onderzoek naar de inzet van mantelzorgers en vrijwilligers in de zorg. Hoe kijkt het Epertisecentrum naar de plannen van verpleeghuis Weidesteyn?
Een vruchtbare samenwerking tussen beroepskrachten, vrijwilligers en mantelzorgers is alleen dan mogelijk als dat professioneel begeleid kan worden door de beroepskrachten, en als er sprake kan zijn van een betrokken houding van de organisatie, zo constateert Trudy Schreuder Goedheijt. Maar de speelruimte die daarvoor nodig is heeft de overheid al te zeer ingedamd, aldus Schreuder Goedheijt.

UIT VRIJE WIL?
Een bijdrage van Trudy Schreuder Goedheijt (EIZ)

De zorg in verpleeghuizen is veel complexer geworden en het AWBZ-budget heeft daar geen gelijke tred mee gehouden. Met hetzelfde aantal beroepskrachten moeten meer mensen verzorgd worden. Voor aanvaardbare kwaliteit van zorg zien veel verpleeghuizen zich nu genoodzaakt nog meer beroep te doen op de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers.
In verpleeghuizen zijn nu al zo´n 25.000 vrijwilligers actief (CBS 2001). Het is de vraag of dit zo blijft, omdat meer mensen betaald werken, zich niet voor lange tijd willen vastleggen en vrijwilligerswerk in een verpleeghuis niet iedereen aantrekt.

In Nederland zijn naar schatting (SCP 2003) 3,7 miljoen mantelzorgers, waarvan 750.000 langdurig en intensief zorgen voor een naaste. Meestal vindt mantelzorg plaats in de thuissituatie, maar na opname gaat het ook vaak door. Het krimpen van de verzorgingsstaat en de vergrijzing van de samenleving vergroot de druk op mantelzorgers. De mogelijkheden om mantelzorg te verlenen worden daarentegen kleiner, bijvoorbeeld door de toegenomen arbeidsparticipatie, grotere geografische afstand en kleinere gezinnen.

Een extra reservoir informele zorgers is dus niet zomaar aan te boren. Als verpleeghuizen meer vrijwilligers en mantelzorgers willen inzetten dan moeten ze daar de organisatie op inrichten en er in investeren. Mantelzorgers en vrijwilligers vragen daarbij een verschillende benadering, omdat er meer verschillen zijn dan overeenkomsten.

Vrijwilligers verlenen onbetaald hun diensten vanuit hun eigen motivatie en uit vrije wil. Veel zorgorganisaties hebben een vrijwilligersbeleid. Zorgorganisaties stellen wel steeds hogere eisen aan vrijwilligers. Dat kan een uitdaging zijn, maar ook een risico voor hun motivatie en voor de kwaliteit van de zorg, die in verpleeghuizen juist steeds meer deskundigheid vraagt. Vrijwilligers kunnen zeer professioneel zijn, door hun achtergrond of ervaring. Maar ze zijn geen onbezoldigde beroepskrachten.

Mantelzorgers verlenen zorg vanuit hun persoonlijke band als partner, familie, vriend, veelal uit liefde en met grote vanzelfsprekendheid, maar niet zelden voelen zij ook een morele verplichting. In veel zorgorganisaties ontbreekt het aan mantelzorgbeleid. Daarin moet de dubbelrol van mantelzorgers meer aandacht krijgen. Beroepskrachten moeten mantelzorgers als (mede)client informeren, met hen afstemmen en zo nodig ondersteunen in het contact met hun dierbare. Daarbij bedenkend dat een verpleeghuisopname van een dierbare vaak een emotionele gebeurtenis is en mantelzorgers soms uitgeput zijn. Zij hebben dan een periode van rust en gewenning nodig. In hoeverre zij ook (mede)hulpverlener kunnen zijn hangt af van de mantelzorgers en verschillende factoren: leeftijd, gezondheid, mobiliteit, al of niet hebben van een baan, gezinssamenstelling, geografische afstand, emotionele betrokkenheid en welke ondersteuning zij gewend waren te geven.

De zorgorganisatie moet zich realiseren dat beroepskrachten, vrijwilligers en mantelzorgers verschillende belangen en verantwoordelijkheden hebben. Zij moeten met wederzijds respect kunnen samenwerken. De zorgorganisatie moet aangeven waar de grenzen van ieders taken liggen. Taakverschuivingen vinden al te gemakkelijk plaats, bijvoorbeeld door werkdruk onder de beroepskrachten, door betrokkenheid van vrijwilligers of door ervaring van mantelzorgers. Zo kan het voorkomen, dat beroepskrachten ervaren dat vrijwilligers de leuke taken van hen overnemen, dat vrijwilligers toezicht houden in een huiskamer zonder richtlijn voor noodsituaties en dat van mantelzorgers impliciet verwacht wordt dat zij assisteren bij de maaltijden.
Vruchtbare samenwerking tussen beroepskrachten, vrijwilligers en mantelzorgers vraagt een open en betrokken houding van de organisatie en specifieke vaardigheden van beroepskrachten. De overheid heeft de speelruimte die hiervoor nodig is echter al te zeer ingedamd.