‘Planner’s blight’ (‘plannersziekte’) is een term die binnen de woningbouw gebruikt wordt wanneer een wijk in verval raakt doordat er onduidelijkheid bestaat over de bestemming van de wijk of wanneer de wijk op een slooplijst staat. Volgens André Thomsen, hoogleraar woningverbetering en woningbeheer verbonden aan de Technische Universiteit Delft, neemt die ‘ziekte’ binnen de woningbouw in Nederland hand over hand toe. De overheid en woningbouwcorporaties creëren meer problemen dan oplossingen. Thomsen beticht de marktpartijen van onkunde en wanbeleid. Waarom hebben we in Nederland zo’n last van planner’s blight?

De prestatieafspraken over herstructurering die het VROM vorig jaar presenteerde, beslaan 56 wijken in grote en middelgrote steden. De marktpartijen hebben afgesproken dat er binnen een periode van 5 jaar 95.000 woningen worden gesloopt, 70 % daarvan zijn sociale huurwoningen. Er worden 115.000 woningen teruggebouwd, slechts 10% is sociale huur, 60 % zijn koopwoningen. Dit betekent dat er na de herstructurering 55.000 minder sociale huurwoningen zijn. Tegelijkertijd neemt de druk op de sociale woonsector toe, steeds meer ouderen en jongeren zoeken eigen woonruimte. Juist die groepen zijn aangewezen op de sociale sector. Doordat de woningnood groeit, zijn veel herstructureringsplannen niet uitvoerbaar. Als gevolg daarvan blijven wijken die een sloopetiket hebben nog tientallen jaren staan. Er wordt niet meer geïnvesteerd in ‘sloopbuurten’ en iedereen die daartoe in staat is, vertrekt uit de verpauperde wijken. De achterblijvers blijven zitten met de problemen.

Door het sloopetiket kunnen woningcorporaties “de hand op de knip houden”, legt Thomsen uit. “Voor de overheid is het de goedkoopste vorm van spreidingsbeleid. De plannen in Den Haag zijn in dat opzicht exemplarisch. Er worden veel sociale woningen gesloopt, maar er komen geen vergelijkbare woningen voor terug. De huurders moeten uitwijken naar omliggende gemeenten, daarover zijn afspraken gemaakt binnen de regio Haaglanden.” Thomsen kan het niet verkroppen dat exploitatieargumenten (winstbejag van de woningcorporaties) en bevolkingspolitiek van de gemeente leiden tot sloop en tot een toename van de woningnood. Hij noemt het een democratisch tekort.

"In veel gevallen is er geen bouwtechnische reden om de gebouwen te slopen. Er zou ook gedacht kunnen worden aan renovatie of onderhoud, maar slopen is voor de marktpartijen het beste alternatief", legt Thomsen uit. Een winwin situatie: luxe appartementen leveren meer geld op en door differentiatie van het woonaanbod zouden sociale problemen in één klap opgelost zijn. "Voor de marktpartijen zijn de woningen niet het probleem, maar de bewoners” zo luidt de cynische conclusie van Thomsen.

Er zijn teveel projecten van woningcorporaties die niet gerealiseerd kunnen worden of niet effectief zijn aangepakt. “Een normaal bedrijf kan zich dat niet permitteren. Bij Philips zouden de aandeelhouders de hele raad van bestuur naar huis sturen, maar woningcorporaties zijn bijzondere organisaties”, zegt Thomsen. “Woningcorporaties zijn rijk, over geld maken ze zich geen zorgen. Er is weinig interne controle bij corporaties en de overheid die de statuten en de jaarverslagen van woningcorporaties moet goedkeuren is de controle kwijt.

Het probleem wordt onderschat, de overheid is niet in staat het algemene belang bij ruimtelijke processen in de hand te houden. Woningcorporaties denken teveel aan de winst op korte termijn, aan snel en makkelijk geld”

Deze vorm van planner’s blight is volgens Thomsen het gevolg van “de strategie van het gummetje”. Als het niet goed gaat, gum je het uit en begin je opnieuw. “Die gedachte leeft niet alleen bij de marktpartijen, maar ook bij de bewoners zelf. Ze denken: ‘’het is hier een klotezooi, slopen maar’’. Slopen lijkt een makkelijke oplossing. Het antwoord op problemen in een wijk. Als je de wijk sloopt, sloop je het probleem is de gedachte. Maar zo makkelijk gaat dat niet.” Overheid, woningcorporaties en bewoners zouden de handen ineen moeten slaan om verdere opeenstapeling van de problemen te voorkomen. We moeten verder denken dan de eenvoudige oplossing van het gummetje.