Het laagste landpunt van Nederland ligt in de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel. Het is gelegen in een stuk polder en meet 6,76 meter onder NAP. In vergelijking met de 408 meter onder NAP die bij de dode zee gemeten wordt, stelt dat niet zoveel voor. Toch heeft Nederland met een groter wordende aanvoer van water over de rivieren en een stijgende zeespiegel een serieus waterprobleem. Nieuwe aan het water onttrokken gebieden zijn extra gevoelig. De inklinkende grond en het stijgende grondwaterspiegel maken de nattigheid tot een chronisch probleem voor veel nieuwgebouwde Vinexwijken.

Nederlanders hebben te veel vertrouwen in waterbeheer

Dat is niets nieuws, zullen sommigen zeggen. Ook Amsterdam heeft sinds de middeleeuwen de inklinkende grond met zes meter zand moeten aanvullen. De zandafgravingen bij Naarden-Bussum zijn daar nog stille getuigen van. En ondanks die eeuwenlange ervaring met drassige gronden en dreigende natte voeten, worden er toch nog veel denkfouten gemaakt in bouwend Nederland.

Zo zegt de heer Tiesinga, dijkgraaf van het waterschap Zuiderzeeland over Almere, de snelst groeiende stad van Nederland, dat het op de verkeerde plaats gebouwd is. De Almeerse bodem klinkt het snelst in van heel Nederland, blijkt uit onderzoek van Rijkswaterstaat, Wageningen Universiteit en de Topografische Dienst. Volgens Tiesinga is de locatie voor Almere een politieke keuze geweest. De waterbeheerder heeft destijds wel advies uitgebracht, maar dat is genegeerd. "De politiek heeft ervoor gekozen dat deze grote stad moet worden gebouwd op zo ongeveer het laagste plekje van Nederland. En binnenkort komt hier ook nog het grootste bedrijventerrein van Europa. Dommer kan niet."

Maar niet alleen woonwijken worden op drassige gronden gebouwd. Ook een belangrijk deel van ons cultureel erfgoed, namelijk de collectie van het Rijksmuseum, ligt meters onder de zeespiegel opgeslagen. En in het mediapark in Hilversum wordt een gebouw gerealiseerd waarin het grootste deel van de Nederlandse audiovisuele geschiedenis opgeslagen moet worden. Het gebouw bestaat uit een bovengronds gedeelte en een even groot ondergronds gedeelte. De collectie zal in het ondergrondse worden bewaard. Nu al staan pompen dag en nacht aan om het grondwater dat langs de wanden van het ondergrondse deel naar beneden stroomt uit de betonnen bak te houden.

Gelukkig zijn er ook instanties die wel stilstaan bij de gevolgen van een mogelijke overstroming. Zo staat het Amsterdamse internet mainframe (het belangrijkste knooppunt voor internetverkeer van Noordwest-Europa) hoog en droog op de tweede verdieping in watergraafsmeer en zijn er ook archieven die hun collecties niet diep ondergronds bewaren.

Van buitenlandse bedrijven zou je kunnen verwachten dat zij wat minder vertrouwen hebben in het wonen en werken onder NAP. Op de Maasvlakte staan een heel aantal buitenlandse bedrijven. Niet zo gek, want de vlakte rijst zo'n zes meter boven NAP uit. Toch wijst een snel belrondje langs buitenlandse bedrijven niet op een vestigingsoverweging die gebaseerd is op hoe hoog of laag het grondgebied is. De heer Bender, vestigingsdirecteur van Lyondell op de Maasvlakte geeft aan dat zij ook vestigingen hebben die onder NAP gelegen zijn. De belangrijkste reden voor een vestiging op de Maasvlakte is uitbreiding van het concern. Bender: "Sterker nog, we hebben meer vertrouwen in het beheer van het water door Rijkswaterstaat, dan we dat hebben in de overheden van bijvoorbeeld Texas, waar we ook een aantal vestigingen hebben. In de dertig jaar dat we in Nederland gevestigd zijn, hebben we nog nooit vanwege weersomstandigheden of een mogelijke overstroming onze fabrieken hoeven sluiten. Terwijl dat bij onze vijftien vestigingen rond de Golf van Mexico wel het geval is. En dat heeft altijd grote financiële consequenties".

Al met al is het vertrouwen in het waterbeheer van de Nederlandse overheid vrijwel onverwoestbaar. Zowel vanuit het bedrijfsleven, als vanuit de burger. De vraag blijft of dat blinde vertrouwen met de op handen zijnde klimaatveranderingen wel terecht is.