In de uitzending ‘Je werk of je leven’ zien we Sonia Carvalho en Iwonne Bissumbhar aan het werk als jongerenadviseurs bij het Jongerenloket in Rotterdam. Wat vinden ze van hun werk? Is het moeilijk om optimistisch te blijven en hebben ze er vertrouwen in dat de jongeren goed terecht komen? Een gesprek over hun ervaringen.

Gesprek met twee jongerenadviseurs

Sonia Carvalho: “Ze willen beroemd worden, en rijk”

Wat is belangrijker: scholing of werk?
In eerste instantie raad ik jongeren aan om terug naar school te gaan. De meeste jongeren die hier komen, hebben geen afgeronde MBO-opleiding of alleen MBO op niveau 1 en 2. Ik spoor ze aan om op zijn minst niveau 4 te halen, dan kun je nog doorstromen naar het HBO. Veel jongeren die ik begeleid, worden op een gegeven moment te duur voor productiewerk en zijn dan te laag opgeleid om ergens anders aan de slag te kunnen. En productiewerk gaat op den duur ook vervelen.

Hebben de jongeren die langskomen de wil om aan het werk of naar school te gaan?
Niet allemaal. Er zijn er die alleen komen voor een uitkering. Als iemand niet wil, dan heb ik weinig geduld. Zo had ik voor een jongen een afspraak gemaakt bij een werkgever. Die jongen zei toen: stel dat ik nu niet kan, ik heb toch ook een sociaal leven? Dan heb ik zoiets van: zoek het maar uit. Het is je eigen verantwoordelijkheid.
Ik heb het idee dat de jongens die hier komen over het algemeen minder welwillend zijn dan meisjes. Jongens zijn toch eerder schoffies. Bij allochtone jongens heeft het misschien ook met opvoeding te maken. Meisjes worden over het algemeen thuis strakker gehouden. En jongens willen snel en op een makkelijke manier geld verdienen, meisjes hebben dat minder.

Is er een aanpak die het beste werkt?
Het is een kwestie van uitproberen. Er is niet één juiste aanpak. In de uitzending zie je dat een jongen twee keer zijn mobiele telefoon opneemt tijdens een gesprek. Normaal gesproken had ik die jongen eruit gezet. Nu heb ik me – door de aanwezigheid van de camera – wat milder opgesteld. Maar zeker als jongeren niet willen, dan kunnen ze het wat mij betreft zelf uitzoeken. Het blijft hun eigen verantwoordelijkheid.

In de uitzending zeg je ook dat je ze het liefst aan de hand naar de werknemer zou willen meenemen.
Soms hebben ze gewoon net dat duwtje in de rug nodig. Dan wil ik ze helpen om zich bij hun werkgever te verkopen. Hun houding is er vaak een van: petje op, onderuitgezakt in een stoel. Maar ze willen wel.

Als ik iemand onderuit gezakt zie zitten, krijg ik niet de indruk dat die persoon graag wil.
Jawel. Maar het schort vaak aan hun houding en gedrag. Dat ligt aan het milieu waar je vandaan komt, waar je mee omgaat. Dat vormt je. Als je naar hun hobby’s vraagt, dan zeggen ze meestal ‘chillen’ en ‘msn-en.’ Ze zitten veel voor de tv en computer. Dat is wat hen bezighoudt. Dromen hebben ze wel, maar die zijn vaak onrealistisch. Ze willen beroemd worden, en rijk.

Is het niet moeilijk om gemotiveerd te blijven als de zoveelste ‘lastige’ jongere op gesprek komt?
Ik word er wel eens gek van. En soms zijn er dagen dat ik er verdrietig van word. Maar het is ook een uitdaging om iemand zo ver te krijgen toch weer naar school te gaan. En er zijn veel leuke jongeren. Op een dag had ik twee vervelende gasten, maar daarna ook een meisje die ik aan een leuke baan heb kunnen helpen. Dat motiveert me dan weer. En de ellende die je ziet, maakt ook dat je je best gaat doen.

Ben je positief over de toekomst van de jongeren die aan het loket komen?
Over sommige wel. Bij andere ben ik benieuwd of het ooit wat wordt. Vaak komt het inzicht rond hun vijfentwintigste of zesentwintigste. Dan gaat het tij keren, hebben ze alles uitgevroten wat God verboden heeft en gaan ze eens nadenken ‘wat wil ik nu eigenlijk?’

Iwonne Bissumbhar: “Jongeren worden te weinig aangesproken op hun gedrag”

Kinderen met kinderen, kinderen die geen contact meer hebben met hun ouders. Is het niet zwaar, al die problemen van jonge mensen die je voorbij ziet komen?
Nee. Het is zwaar om jongere te zijn. Kinderen verdienen het niet om zoveel problemen te hebben. Als je denkt dat álle jongeren zo zijn, dan pas heb je het zwaar. Je ziet hier maar een gedeelte van de jongeren en een deel van hun problemen.

In de uitzending krijg ik de indruk dat het niet gemakkelijk is om deze jongeren te helpen.
Dat klopt. Gisteren heb ik een uur met een meisje zitten praten alleen om de vraag te beantwoorden: wat voor werk wil je doen en waar? Het enige wat ze kon zeggen is ‘met kinderen werken en leuke dingen doen zoals uitstapjes.’ Ik heb haar nu naar huis gestuurd met de opdracht om daar over na te denken.

In uw gesprekken hamert u ook erg op het gedrag van jongeren.
Toen ik op de algemene arbeidsvoorziening van het CWI werkte, heb ik met veel verschillende doelgroepen gewerkt. Op een gegeven moment ging ik me afvragen: waar ligt het aan dat mensen geen werk kunnen vinden? Volgens mij is het antwoord: gedrag. Als mensen zich op een bepaalde manier gedragen, vinden ze wel werk. Jongeren worden te weinig aangesproken op hun gedrag. Ik ken jongens met dreadlocks en piercings, die zeggen: het gaat er niet om hoe ik eruit zie, maar om mijn kwaliteit. Ze hebben gelijk, werkgevers willen kwaliteit. Maar werkgevers kijken nu eenmaal ook met een bepaalde bril en als zij jou afwijzen, dan zit jij ermee. Ik wil jongeren het effect van hun gedrag laten zien.

Ik heb soms het idee dat jongeren niet willen, gewoon voor die uitkering komen.
Alle mensen willen. Iedereen maakt vanaf zijn geboorte keuzes. Dus iedereen wil. Maar je moet het eruit halen. Bij sommige zit het aan de oppervlakte, bij sommige zit het ver weg, is het weggezakt. Hoe komt dat? Dáár moet je achter komen.

In de uitzending stuurt u ook een jongere weg.
Ja, sommige moeten nog werken aan hun gedrag, die moeten dan eerst een training gaan volgen. Leren hoe ze een gesprek moeten voeren, wat voor houding ze moeten aannemen bij een werkgever. Anders kan ik ze niet aan een baan helpen. Het begint bij gedrag, ik geef ze daar advies over.

Bent u optimistisch over de toekomst van deze jongeren?
Ik ben optimistisch, anders zat ik hier niet. Je moet nooit opgeven. Jongeren zijn de toekomst. Het gaat om het ene kind waar je wel dat gesprek mee kunt voeren, die je wel hebt geholpen. Als je dat hebt bereikt, dan is je dag weer goed. Daar kan ik dan twee weken op teren. Je moet niet denken aan die tien anderen, die niet kwamen opdagen of die geen werk kunnen vinden.