Religie is belangrijk in Iran, maar nationalisme speelt minstens zo’n grote rol. De lijn tussen ‘buitenlander’ of ‘vijand’ is dun. Religieuze en nationalistische gevoelens vermengen zich als de ‘vijand’ zijn lelijke gezicht laat zien

Door Thomas Erdbrink

Ooit, in de jaren vóór de islamitische revolutie van 1979, wandelden er dagelijks buitenlanders over de smalle trottoirs van de ‘Tous’ straat in Zuid-Teheran. Iraanse mannen legden hun hand op hun borst als teken van begroeting als er een Duitser,
Brit of Amerikaan langsliep. Vrouwen keken zedig weg, of sloegen de zomen van hun zwarte chador half over hun gezicht. Tegenwoordig wonen er nog maar 3000 westerlingen in Iran, een land van 70 miljoen mensen. Maar, ‘een gast maakt nog steeds het leven zoet’, ook al zijn er tegenwoordig minder van.

Buitenlanders waren en zijn welkom in deze volksbuurt, waar de befaamde Iraanse gastvrijheid voorschrijft hoe men met elkaar omgaat. Maar wie de onzichtbare grenzen van deze hartelijkheid niet aanvoelt zal kennis maken met de keerzijde ervan. Een buitenstaander die zich horkerig gedraagt, steelt of wil overheersen, kan een hele familie, straat, of zelfs land unaniem tegen zich in het harnas jagen. Want de lijn tussen ‘gast’ of ‘indringer’, tussen ‘buitenlander’ of ‘vijand’ is dun in Iran.

Het zal in de jaren zestig zijn geweest dat ijsverkoper Ali Akbar Assadi (45) voor de eerste keer in zijn leven een westerling zag. ‘Het was een Duitser, dat weet ik nog. Ik voelde me blij dat hij hierheen kwam om van mijn cultuur te leren,’ vertelt Assadi die toen vier jaar oud was. Zijn witte jas is vuil geworden van de grote voorjaarschoonmaak die hij houdt in de ijssalon. Net als zijn vader die ooit de zaak opende aan de Tous straat, bestaat Assadi’s leven uit het verkopen van traditioneel Iraans ijs dat smaakt naar vruchten en pistachenootjes.

Familie is belangrijk in Iran, legt hij uit. In een wereld waar iedereen tegen je kan zijn, is de familie de enige veilige haven. Op familie kan je terugvallen, vertelt Assadi. ‘Ze zullen je niet bedonderen. We zorgen voor elkaar. Iedereen is welkom op bezoek bij de familie, maar ze zijn geen familie, en ze zullen het ook niet worden.’ Op de achtergrond staat een oude zwartwitfoto van zijn overleden vader. De doden horen er nog bij in dit land.

WORTELS
Traditionele Iraanse huizen hebben vaak twee vertrekken, de onuitgesproken grens tussen bezoek en familie is er tastbaar. Voor de eerste groep is er het ‘andaruni’, buiten, waar gasten worden ontvangen. Meestal een formele salon. Maar in de ‘biruni’, binnenruimte, wordt alleen familie toegelaten. Dit is het hart van het huis, hier is men zichzelf.

Deze scheiding, die als een rode lijn door de Iraanse cultuur loopt, onderscheidt welkom van onwelkom, gast van familielid, en vriend van vijand. ‘Ik kan onmin hebben met mijn broer, zus en ouders. Maar als een buitenstaander een van hen bedreigt dan sluiten de gelederen zich onmiddellijk,’ vertelt Assadi.

Zijn land ziet hij als het verlengde van die gedachte. Iran is uiteindelijk één grote familie. De rest van de wereld zijn de buitenstaanders. ‘We zijn als een boom, we hebben allemaal verschillende takken, maar dezelfde wortels. Binnen ons land hebben we verschillen van mening met elkaar, maar geen ruzie. Ruzie maken we met “de vijand”, de “doshman”.’

De vijand. Zijn kwade werk wordt vaak aangehaald door Iraanse leiders. Of het nu
gaat over Irans nucleaire programma, een Arabische benaming voor de Perzische
golf, of cartoons over de profeet: het zijn altijd complotten van ‘de vijand’. Religieuze
en nationalistische gevoelens vermengen zich als het werk van de vijand zijn lelijke
gezicht laat zien.‘

Je kan niet zeggen dat de vijand het Westen is,’ vertelt de ijsverkoper. ‘Hij is niet gedefinieerd. Het kan net zo makkelijk Irak, Pakistan of Afghanistan zijn. De vijand is iedereen die tegen onze onafhankelijkheid en onze vooruitgang is.’

NATIONALISME
Soms is het duidelijk wie de vijand is. Net voor de ijssalon van Assadi staan twee grote schilderijen langs de kant van de straat. Auto’s rijden er argeloos langs. Op de doeken staan de portretten van Iraanse mannen die ooit in de Tous straat woonden,
maar stierven in de loopgraven tijdens de oorlog tussen Iran en Irak (1980-1988). Vijfenveertig martelaren gaven de moeders van Tous. In Zuid-Teheran wilden de jongeren niets liever dan hun land verdedigen tegen de vijand. Het was een eer om martelaar te worden. Bij iedere religieuze feestdag worden de mannen herdacht in een speciale ontmoetingsruimte in het begin van de straat.

‘De oorlog tegen Irak was als een revolutie. We waren zwak door de omwenteling in ons land. Verschillende politieke groepen bevochten elkaar, maar toen Irak ons aanviel, gesteund door de hele wereld, sloten de rijen zich,’ vertelt Assadi. Natuurlijk, na de oorlog hadden mensen weer hun verschillende meningen, maar discussie is gezond voor een maatschappij, vindt de ijsverkoper. ‘Met de hulp van god wonnen we die oorlog. Onze vijand bracht ons samen,’ zegt hij. Officieel tekenden Iran en Irak een wapenstilstand in 1988.

Religie is belangrijk in de islamitische republiek Iran, maar nationalisme speelt minstens zo’n grote rol in de Iraanse samenleving. Teherans straatnamen laten zien welke stroming het – tijdelijk – voor het zeggen heeft. Veel straten in Iran veranderden gedwongen van naam na de islamitische revolutie van 1979. De ‘Shah’ boulevard werd ‘Vali-e Asr’, vernoemd naar de imam van het tijdperk, de shi’itische Messias. Het centrale ‘Toupkhane’, artillerie plein, werd vernoemd naar de vader van de revolutie Imam Khomeini. En ‘Sultanatabad’, ‘monarchiewijk’ werd ‘Pasdaran’, Revolutionaire Garde.

BOOGSCHUTTER
Maar de Tous straat behield zijn naam. Want de straat is vernoemd naar de geboorteplaats van Irans nationale dichter Ferdowsi. En iedereen in Iran, islamist
of nationalist, houdt van hem. In de elfde eeuw na christus schreef hij de Shahname, het Boek der Koningen. Het is het nationale epos van Perzië, de oude naam van Iran, uitgebreider dan de Ilias van Homerus. Oeroude sagen en legendes, uit de tijd
dat de islam nog niet bestond, leren iedere Iraniër eigenschappen als zelfopoffering en vaderlandsliefde.

Bijvoorbeeld, in het verhaal van ‘Arash de boogschutter’ heeft Iran een oorlog verloren van eeuwige tegenstander Turan (nu Turkije). Als ultieme vernedering
zullen Irans nieuwe grenzen worden bepaald door middel van een pijl, afgeschoten vanaf de vulkaan Damavand, het hart van het Iraanse rijk. Niemand durft de verantwoordelijkheid te nemen, totdat een oude man, Arash, de berg beklimt. Begeesterd door liefde voor zijn land schiet hij de boog af en wordt één met de pijl. Drie dagen later wordt de pijl gevonden, precies op de oude grens tussen Iran en Turan. Het lichaam van Arash is verdwenen.

PLASTIC SLEUTELS
Diezelfde zelfopofferingsgevoelens uit het glorieuze verleden vernietigden het leven van Gholamreza Malekian (39). Met de knieën bijna tussen de oren zit hij op een doosje op de grond in zijn ‘videoclub’ in een kelder aan de Tous straat. Een hometrainer en een kanariekooi met vogel staan tussen een handjevol Iraanse fi lms dat hij verhuurt. Verderop is een gigantische videotheek.

Malekian, een oorlogsveteraan uit de Iran-Irak oorlog, heeft 36 granaatscherven in zijn been, buik en ruggengraat. Hij was zestien toen hij als vrijwilliger naar het front ging. ‘Er zijn verhalen dat men ons plastic sleutels als toegang tot de hemelpoort beloofde. Maar daar is niets van waar,’ zegt hij stellig. ‘Ik ging om mijn land te verdedigen, ik hoefde niet te worden voorgelogen. Ik zou het morgen weer doen.’

Alles aan zijn leven is miserabel. Op de foto’s die hij laat zien was Malekian een knappe jongen. Nu, op zijn 39ste, lijkt hij wel vijftig. Malekian vocht voor zijn land, maar zijn land was niet goed voor hem. Onlangs beroofden drie jongens hem in zijn winkeltje, sloegen zijn schedel open met een stoken namen zijn weinige spullenmee. Sindsdien ligt er een groot mes onder de glazen toonbank.

‘De mensen zijn egoïstisch geworden. Ik kan dood neervallen op straat en niemand zal me helpen,’ zegt hij. Mocht Iran ooit weer worden bedreigd, dan zal hij vechten voor zijn land, maar niet voor zijn landgenoten.‘Het heeft te maken met eergevoelens, die heel ver terug gaan. Wij Iraniërs zijn opgevoed met geweldige trots voor ons land.’

300
De trots is overal merkbaar. De Iraanse centralebank heeft net een nieuw biljet uitgebracht van 50.000 rial (vier euro) met daarop een logo van rondzwevende atomen ter ondersteuning van Irans nucleaire programma. De naam van de Perzische golf staat er in het Engels opgeschreven. Twee jaargeleden publiceerde het Amerikaanse tijdschrift ‘National Geographic’ een verhaal waarin gesproken werd over de ‘Arabische golf’. Niet alleen het land, maar ook Irans invloedrijke expatgemeenschap in het westen was te klein. Honderdduizenden handtekeningen, boze verklaringen van de Iraanse overheid en protesten deden National Geographic zijn excuses aanbieden voor de geschiedvervalsing. Momenteel is er unanieme boosheid over de Amerikaanse film 300 die nu ook in de Nederlandse bioscopen draait. 300 gaat over een groep Griekse soldaten die in 480 voor Christus bij Thermopylae proberen het Perzische leger, onder leiding van Xerxes, tegen te houden. Het is een zelfmoordmissie, die uiteindelijk het tij van de oorlog ten gunste van de Grieken keert. De Perzische soldaten zien eruit als monsters en hun koning Xerxes als een nicht. De Iraanse missie bij de Verenigde naties heeft Bezwaargemaakt tegen de film. Honderdduizenden Iraniërs en expats, die gevlucht zijn voor het huidige regime, zijn boos. Ze vinden dat hun glorieuze geschiedenis opzettelijk door Hollywood wordt vervormd om een slecht beeld van Iran te schetsen.

ALS FAMILIE
In een groentewinkel aan het einde van de Tousstraat, moet de jonge verkoper er een beetje schamper om lachen. Hij heeft over de film gehoord, maar veel weet hij er niet van. Een vrouw met een openvallende chador koopt fruit en vraagt om korting.‘Voor gezondheid van de Leider,’ zegt ze er met een ironisch lachje bij. De verkoper (17) wil zijn naam niet geven, want hij heeft niet veel goeds te melden over het Iraanse regime. ‘Er is geen werk, ze vallen de mensen lastig. Het zou fantastisch zijn als ons regime zou veranderen,’ zegt hij.

Toch noemt hij het leven in Iran goed. ‘Men is als familie voor elkaar,’ legt hij uit. ‘De mensen zijn goed en vriendelijk.’ Een Amerikaanse aanval op Iran, dat kan het regime wellicht veranderen. Maar daar wilde jongen – knap gezicht, verlegen – niets van weten. ‘Ik wil dat het regime verdwijnt, maar niet met hulp van buitenlanders natuurlijk. We moeten het zelf doen. Kijk wat er in Irak is gebeurd.’ Hij neemt wat groente aan van een buurtbewoonster die ze in ruil voor wat kilo’s fruit voor hem heeft gesneden. ‘Iedereen die ons aanvalt, val ik aan. Al steun ik dan het regime,’ zegt hij beslist. ‘En dat geldt voor alle Iraniërs.’

Thomas Erdbrink is correspondent in Iran voor o.m. NRC Handelsblad. Hij is getrouwd met de Iraanse fotografe Newsha Tavakolian (New York Times, Time), die ook de coverfoto en de foto’s bij dit artikel maakte. Erdbrinks weblog: www.onzemaninteheran.com

Bron: VPRO Gids