In gesprek met cradle-criticus Bas Amelung: “Cradle to cradle is een concept dat, wanneer je er kort over nadenkt, een goed idee lijkt”

Limburg lijkt in de ban van cradle to cradle. Onlangs vond in Maastricht het allereerste ‘Let’s cradle’ congres plaats, dat een groot succes bleek te zijn. Daarnaast zijn de gemeente Venlo én de Floriade van plan om ‘cradle to cradle te gaan’. Het moge dus geen verassing zijn dat Michael Braungart en William McDonough als helden worden onthaald - hun ideeën wordt immers gezien als dé oplossing voor de milieuproblemen waar wij allemaal mee te maken hebben. Temidden van deze golf van positieve reacties is er in het zuiden echter een tegengeluid te horen. In het artikel “Cradle to cradle: van hype naar hype?” stellen de onderzoekers Pim Martens en Bas Amelung dat het zinnig is om een stapje terug te doen en een paar kritische vragen te stellen over het zo bejubelde concept. Tegenlicht wilde weten waarom en zocht Amelung op om hier meer over te weten te komen.

Bas Amelung en Pim Martens zijn beiden werkzaam bij het International Centre for Integrated Assessment and Sustainable Development (ICIS), dat deel uitmaakt van de Universiteit Maastricht. Martens is directeur en hoogleraar duurzame ontwikkeling, Amelung houdt zich als onderzoeker bezig met toerisme in relatie tot klimaatverandering. Waarom een artikel schrijven over cradle to cradle? Het antwoord is simpel. Amelung: "Pim Martens en ik hadden al vaker gesproken over cradle to cradle en hoe wij daarover dachten. Op die manier ontstond het idee om daar een opinieartikel over te schrijven". En zo geschiedde. Het resultaat is een artikel dat indruist tegen hoe er over cradle to cradle gedacht wordt en dan in het bijzonder in Limburg, waar het concept op zoveel steun kan rekenen. De eerste logische vraag lijkt dan ook te zijn: wat precies is er volgens de heren zo grondig mis met het concept? "Cradle to cradle is een concept dat, wanner je er kort over nadenkt, een goed idee lijkt", zegt Amelung. "Er zitten echter zoveel problemen aan dat ik niet geloof dat datgene wat Braungart en McDonough voor ogen hebben, haalbaar is".

Laten we beginnen met het probleem dat in de ogen van Amelung en Martens ten grondslag ligt aan de cradle to cradle filosofie. Amelung: "Volgens cradle to cradle moet alles wat we produceren afbreekbaar zijn in de biosfeer of in de technosfeer. De suggestie wordt gedaan dat we alles kunnen hergebruiken, wat impliceert dat de afval- en voedselstromen even groot zijn. Dit is volgens ons een fundamenteel probleem van het concept. De vragers van voedsel en de aanbieders van afval moeten hun productieprocessen op elkaar afstemmen en dat vergt nogal wat qua logistiek. Als het afval op een plek wordt geproduceerd waar het niet als voedsel kan dienen, is er transport nodig. En als het afval op een moment wordt geproduceerd dat er geen voedsel nodig is, ontstaan er voorraden. Het is dus heel onwaarschijnlijk dat de afval- en voedselstromen op elkaar aansluiten, zowel in termen van plaats als in termen van tijd. Het koppelen van deze stromen is een enorm probleem".

Dan spreekt plots de econoom in Amelung, die afstudeerde in de milieu-economie. "Cradle to cradle lijkt bijna een communistisch idee. Vraag en aanbod moeten aan elkaar gelijk gemaakt worden en om dit te bewerkstelligen moeten we alles van te voren gaan bedenken en plannen. Maar past dit wel in onze maatschappij? Een karakteristiek van de vrije makt is dat het heel decentraal geregeld wordt. In onze wereld kan een ondernemer zomaar gaan produceren. In een cradle to cradle wereld is dit volgens mij niet het geval, omdat de ondernemer van te voren moet bepalen of hij alle 'voedsel' dat hij nodig heeft om te produceren van een ander bedrijf kan krijgen. Ook moet hij van te voren weten of hij al zijn eigen afval aan een ander bedrijf kwijt kan".

In hun artikel "Cradle to cradle: van hype naar hype?" signaleren Amelung en Martens een volgend probleem. Omdat er voor veel niet-biologisch afbreekbare stoffen nog geen eindproducten bestaan, zullen deze alsnog gecreëerd moeten worden. Na gebruik zullen deze nieuwe creaties op hun beurt weer moeten dienen als grondstof voor een ander product. Het onvermijdelijke resultaat zal zijn dat de technosfeer steeds verder zal groeien, aldus beide onderzoekers. Maar ook het recyclen in de biosfeer is niet zo onschuldig als het lijkt, zegt Amelung, omdat McDonough en Braungart teveel naar het individuele product kijken. "Denken in termen van cradle to cradle is erg micro-gericht. Wanneer je een product ontwerpt dat heel milieuvriendelijk is op microniveau, hoeft dit niet het geval te zijn op macroniveau. Een auto die gemaakt is van afbreekbare materialen en alleen maar CO2 en water uitstoot, is bijvoorbeeld een heel duurzaam product". De vraag is echter welke effecten dit product op grote schaal heeft, vervolgt Amelung. "Rijden er 1 miljard mensen in deze duurzame auto, dan komt er zoveel CO2 vrij dat er wéér een klimaatprobleem optreedt. Je moet dus niet alleen naar het microniveau kijken, maar ook het grote plaatje in de gaten houden".

Een ander meningsverschil tussen Braungart en McDonough enerzijds en de heren van ICIS anderzijds, heeft te maken met beider opvattingen over hoe een schonere, duurzamere en betere wereld bereikt kan worden. In dit meningsverschil klinkt het klassieke debat over duurzame ontwikkeling door: is een meer duurzame wereld het gevolg van geavanceerde technieken, of is techniek alleen niet genoeg? Amelung en Martens rekenen zichzelf tot diegenen die niet geloven dat een 'technological fix' genoeg is om de wereld radicaal te veranderen, in tegenstelling tot de twee cradlehelden.

"Braungart en McDonough gaan ervan uit dat we duurzame ontwikkeling kunnen bereiken door producten beter te ontwerpen, door middel van technische aanpassingen. Dit is een geruststellend idee en dat is denk ik ook één van de redenen waarom cradle to cradle zo populair is", zegt Amelung. "Cradle to cradle vertelt ons dat we duurzaamheid kunnen bereiken met dezelfde of zelfs een betere levensstandaard, dus zonder fundamentele verandering in onze levensstijl. Je koopt bijvoorbeeld nog steeds een boek, alleen is er aan dit boek het één en ander veranderd. De consument zelf hoeft niet te veranderen, de producten veranderen. Het consumeren op zich wordt dus niet aan de kaak gesteld".

Amelung en Martens geloven dat dit een gevaarlijke houding is. Willen we de wereld veranderen, dan zullen wij ons leefpatroon moeten aanpassen - niet enkel de producten waar wij gebruik van maken. Zo'n fundamentele verandering in onze levenstijl zou volgens Amelung op verschillende manieren bewerkstelligd kunnen worden. Als voorbeeld haalt hij toerisme aan, zijn eigen onderzoeksgebied. "Het is gebleken dat wij goedkope vluchten als een normaal onderdeel van ons leven beschouwen. Wij zien het als een recht om vaak en kort naar elders te vliegen, een opvatting die niet richting duurzaamheid werkt. Om dit te veranderen zouden er ten eerste economische maatregelen genomen kunnen worden, zoals het verhogen van de vliegbelasting, van accijns op brandstof en BTW op tickets. Hoewel wij onze houding hier niet direct door zullen aanpassen, kunnen deze maatregelen wel leiden tot een grotere bewustwording. Op die manier kan er bijvoorbeeld een andere culturele waardering voor vakanties komen - als je nu niet op vakantie gaat, ben je namelijk al gauw een sukkel".

Dat is duidelijke taal. Maar het kan toch moeilijk worden ontkend dat Braungart en McDonough een succesvolle link tussen duurzaamheid en het bedrijfsleven maken, misschien wel als eersten. Zij laten zien dat het mogelijk is om winst maken en toch op een duurzame manier produceren, is dat geen verdienste? Amelung is niet helemaal overtuigd. "Het gevaar is hier ook weer dat de noodzaak om ook iets te doen aan het consumentengedrag onderbelicht blijft. Mensen zijn heel enthousiast over cradle to cradle en er is een markt voor nieuw ontworpen producten volgens deze filosofie. Hier komt dan ook de nadruk op te liggen, iedereen ziet er een kans in".

Datgene waar het écht om draait, wordt volgens Amelung vergeten."Er zijn een aantal problemen in de samenleving die je niet kunt oplossen met technische verbeteringen alleen. We moeten hard werken om hier iets aan te doen. Door achter cradle to cradle aan te lopen, hierop in te zetten en nieuwe producten te ontwerpen en ontwikkelen vanuit het marketing principe, worden de echte problemen in onze wereld - zoals de klimaatverandering, het verlies van biodiversiteit en de armoede - niet opgelost. In een duurzame wereld zou er bijvoorbeeld een herverdeling moeten plaatsvinden tussen Noord en Zuid, die geïnitieerd zal moeten worden door de internationale gemeenschap. Cradle to cradle wordt gezien als de oplossing voor alles, terwijl we ook naar andere oplossingen moeten blijven kijken".