In de Tegenlicht-serie over ‘identiteit’ onderzocht Eline Flipse de virtuele wereld van middelbare scholieren.

door Geert van de Wetering

Ze zijn vaak uitgesproken lachwekkend, de foto’s op populaire jongerensites als Sugababes en Superdudes. Niet dat er veel grappige gebeurtenissen worden vastgelegd door de jongens en meisjes op deze ‘social networks’, maar de manier waarop ze zichzelf portretteren in situaties die zo gekopieerd lijken uit Amerikaanse videoclips is van een ernst die van de weeromstuit op de lachspieren gaat werken. Maar het heeft natuurlijk ook iets treurigs. Als je beseft dat een groot deel van de pubers vele uren per dag op internet zit te chatten op sites als ‘Sugababes’ en ‘msn’, dan gaat dat hopeloze streven om indruk te maken op leeftijdgenoten toch een beetje schrijnen.

Met dit gevoel van onbehagen begon Eline Flipse aan haar onderzoek naar de virtuele wereld van middelbare scholieren. Het verslag van dit onderzoek vormt de uitzending ‘Ik en het web’ in de Tegenlicht-serie over ‘identiteit’.

WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN NA DE LES EINDELOOS BLIJVEN KLETSEN OP HET SCHOOLPLEIN EN – ZOALS TEGENWOORDIG - URENLANG CHATTEN OP INTERNET?
Eline Flipse: ‘Een groot verschil is de anonimiteit waarmee je je op het internet kunt begeven, waardoor jongeren zich vrijheden veroorloven die in de openbare ruimte direct zouden worden gecorrigeerd. En een belangrijk verschil is ook dat persoonlijke informatie op internet niet zo maar uit te wissen is. Sterker nog het kan je je hele leven blijven achtervolgen. Dat is wel bedreigend.’

HOE ONDERSCHEIDT DE KRITIEK OP JONGEREN ZICH VAN HET ALOUDE GEKLAAG OVER ‘DE JEUGD VAN TEGENWOORDIG’?
‘Heel veel dingen op internet worden niet bedacht door jongeren. Het zijn ouderen die precies weten hoe ze hun doelgroep moeten pakken. Dus het klagen van oudere generaties over de zedenloosheid van de jeugd van tegenwoordig is ongelofelijk hypocriet. De film is feitelijk een weergave van de stand van zaken. Het is geen ‘reality check’ voor de makers van al die sites die de jongeren in staat stellen zich op het internet te manifesteren zoals ze dat doen. Dat afdwingen van een moreel besef heeft geen zin. Zorg dat jongeren weten hoe ze ermee om moeten gaan, dat ze kritisch leren kijken naar wat ze voorgeschoteld krijgen. Er zijn ouders die hun kinderen chatsites als msn verbieden, maar dan gaan ze het toch bij vriendjes doen, omdat ze bang zijn iets te missen. Terwijl je ze juist moet leren inzien dat ze niet zoveel missen.’

DAT KLINKT VANZELFSPREKEND, MAAR UIT JOUW DOCUMENTAIRE KOMT EEN HEEL ANDER BEELD NAAR VOREN VAN DE MEESTE OUDERS. ZIJ LIJKEN ZO MACHTELOOS. KLOPT DAT?
Die ouders, en ook docenten, stellen zich erg als slachtoffer op. Sommige ouders in de documentaire spreken al echt dat hulpverlenerstaaltje. Zo van ‘dat kunnen wij niet alleen, daar hebben wij zelf ook ondersteuning bij nodig’. Een vader legt bijvoorbeeld heel eloquent uit dat hij in het verleden in gebreke is gebleven wat betreft duidelijke afspraken maken over het internetgebruik van zijn dochter, maar zegt vervolgens doodleuk dat hij het nu te laat vindt om maatregelen te nemen en laat zijn dochter van zestien nu gewoon haar gang gaan. Hij kan dus niet eens zijn eigen handelswijze corrigeren, laat staan die van zijn dochter. Er heerst een enorme terughoudendheid bij ouders om hun kinderen aan te spreken op hun gedrag, uit angst dat ze zich nog verder terugtrekken in hun virtuele schulp.’

OUDERS VAN NU ZIJN EEN STELLETJE SLAPPELINGEN?
‘Kinderen maken steeds vroeger de indruk dat ze het allemaal wel weten. Ouders trappen daar nogal makkelijk in. En ook al zijn kinderen ontegenzeggelijk veel wereldwijzer dan kinderen van dezelfde leeftijd tien jaar geleden, wat hen ontbreekt is het vermogen om de juiste gevolgtrekkingen te maken op basis van levenservaring. Ze zien dus niet in dat bovenmatig internetgebruik, en de daarmee gepaard gaande storing van het dag- en nachtritme, hun ontwikkeling tot volwassenheid wel eens negatief kan beïnvloeden.’

DE JEUGD HEEFT DE TOEKOMST, MAAR IS DE TOEKOMST VAN ONS LAND IN HET GEVAAR MET DIT SOORT JEUGD?
‘Het beeld dat ik nu schets klinkt wel heel pessimistisch en dat klopt niet helemaal. Uiteraard wordt er al eeuwen geklaagd over de jeugd. Elke generatie meent dat de generatie die daarna komt niet deugt, wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Alleen denk ik dat door het internet de kloof tussen de generaties fundamenteel is veranderd.

Dat wil alleen niet zeggen dat die kloof ook fundamenteel verslechterd is. Internet heeft voor sommige kinderen de wereld op een positieve wijze enorm vergroot. Zoals Wim Veen, de hoogleraar didactiek, ook in de film zegt: ouders zouden zich zorgen moeten maken als hun kinderen niet achter de computer zouden zitten.
De film vormde voor mij persoonlijk een oefening in voortschrijdend inzicht. Het beeld dat ik aan het begin had van kinderen die alleen maar stompzinnig achter die computer zaten, blijkt niet te kloppen. Natuurlijk gaat het vaak nergens over, maar dat geeft verder niet. Zo lang je als ouder maar de moed hebt om je kind op gezette tijden achter dat ding vandaan te sleuren met de mededeling “Zo en ga nu maar eens voetballen”. De verantwoordelijkheid ligt primair
bij de ouders.’

WAT VOOR OUDERS WORDEN DEZE KINDEREN?
‘Deze kinderen zijn conventioneler dan je denkt. Gewoon huisje-boompje-beestje, dat werk. En wat betreft internet zullen ze zelf veel strenger zijn voor hun eigen kinderen. Dan zeggen ze “Nee, daar mogen ze niet op, dat is veel te gevaarlijk”. Hun eigen kroost stellen ze dus niet bloot aan de verleidingen op het net.’

HEB JE ZELF KINDEREN?
‘Ja, een zoon, maar die is al in de twintig. Hij gebruikt internet alleen om informatie op te zoeken.’

HOE WEET JE DAT ZO ZEKER?
‘Omdat hij altijd op mijn laptop werkte en via het knopje “geschiedenis” kan je precies zien welke sites iemand bezocht heeft.’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

TWIJFEL AAN ALLES
In de uitzending van Tegenlicht spreekt Rob Wijnberg over een nieuwe mediadimensie die hij ‘creality’ noemt. Wijnberg is redacteur bij NRC.next; hij publiceerde dit voorjaar Boeiuh, het stille protest van de jeugd. In dit boek beschrijft hij de oorzaken die ten grondslag liggen aan de vermeende apathie onder de jongeren van tegenwoordig. Wijnberg: ‘Creality is een samenvoeging van creation en reality, gecreëerde werkelijkheid dus. Het wordt vooral in academische kringen gebruikt om het fenomeen reality televisie te beschrijven. Om van de gewone werkelijkheid spannende televisie te maken, gebruiken programmamakers allerlei trucs. Het beste voorbeeld hiervan is Temptation Island, daarin kom je drie niveaus van bedrog tegen. De deelnemers worden bedrogen door hun partner. De kijkers worden voor het lapje gehouden, omdat ze onduidelijke beelden te zien krijgen die van alles suggereren, terwijl er in de werkelijkheid niets aan de hand is. En de deelnemers worden nogmaals misleid omdat ook zij met beelden geconfronteerd worden waarop hun geliefden ogenschijnlijk met een ander de koffer induiken. Ook nieuwsprogramma’s bedienen zich, in de strijd om de kijker, steeds meer van dit soort trucs. Deze tendens kan je niet tegengaan, maar door hem te benoemen en te doorzien boet het effect van dit soort programma’s aan kracht in. Het gevaar voor jongeren is niet zo zeer dat ze deze trucs niet doorzien, maar – omdat het overal gebeurt – aan alles gaan twijfelen. Als niets meer authentiek is, dan slaat een sceptische houding om in een soort apathie. Daarover gaat dan ook mijn boek.’

GRENS AAN GROEI
Onlangs verscheen een groot onderzoek naar de leefwereld van de jeugd. Uit dit onderzoek ‘Jongeren 2007 – Alle opties open’, uitgevoerd door Qrius blijkt dat het dagelijks internetgebruik onder de jeugd juist afneemt. Vooral in de leeftijdsgroep tot 12 jaar is er een duidelijk verschil met twee jaar geleden. Hoe komt dit? Volgens Paul Sikkema, onderzoeksdirecteur van Qrius, ligt de oorzaak vooral in het feit dat een paar jaar geleden social network-sites en chatsites enorm populair werden. ‘Het chatten veroorzaakte toen een soort euforie onder jongeren, maar inmiddels is het nieuwe en ook vaak de lol er wel van af. De ontwikkelingen gaan sprongsgewijs. Nu is het wachten op een nieuwe toepassing als mobiel internet, dat zal wederom zorgen voor een stijging in het internetgebruik onder jongeren. In een daling op langere termijn geloof ik dan ook niet. Temeer omdat er steeds meer distributie via internet plaatsvindt. Maar ook aan de stijging zit een limiet. Iedereen heeft een tijdsbudget en je ziet dat een bijbaantje bijvoorbeeld de voorrang krijgt boven internet.’

VPRO Gids nr. 43 (20 oktober t/m/ 2 november 2007).