Hoewel de kudde wordt ervaren als gevaarlijk en dom, is hij vaak slimmer dan de individuen die er deel van uitmaken, betoogt Herman van Gunsteren.

door Herman van Gunsteren. Uit Volkskrant, 12 september 2007.

In de Leidse Pieterskerk organiseert de VeerStichting jaarlijks een symposium met een keur van roemruchte sprekers. Daar ontmoeten elites en studenten, oftewel huidige en toekomstige vormgevers aan de maatschappij elkaar. Daar kunnen ze ideeën en relaties opdoen. De organisatie van het Veersymposium is geheel in handen van studenten. Die moeten niet alleen zaken regelen, maar ook een inhoudelijk pakkend thema kiezen. Dit jaar is dat 'Kracht van de Kudde'. Je vraagt je af wat ze bezield heeft. Ging het in deze kringen niet juist om het individu dat zich van de kudde, het maaiveld, de middelmaat onderscheidt? Vorige symposia stonden bol van de uitnodiging om je unieke zelf te durven zijn. En is de kracht van de kudde, als die zich manifesteert, niet een domme kracht? Gevaarlijk bovendien, de massa die in beweging komt.

Toegegeven, de mens is een sociaal wezen. Hij heeft de kudde nodig voor veiligheid, erkenning en zingeving. De cultuur van de kudde stelt hem in staat dingen, gebeurtenissen en relaties met andere mensen te benoemen. Bij ontbreken van elk spoor van gedeelde traditie, taal of cultuur kan hij zich niet met anderen verstaan. In het postkantoor gedraag ik me postkantoor. Niet omdat de post een diepe culturele waarde zou zijn, maar eenvoudig omdat ik anders geen postzegels krijg. En toegegeven, biologische observatie leert dat mensen veel meer kuddegedrag vertonen dan ze doorgaans beseffen. Daar moeten we rekening mee houden. Kuddegedrag bij mensen is onvermijdelijk en soms ook nodig en nuttig. Net als geweld. Een noodzakelijk kwaad. De bedenkers van het symposiumthema zien in de kudde echter iets goeds. Proberen ze op te vallen door zich met de kudde te identificeren?

Nee, er is meer aan de hand. Uit onderzoek naar mierenhopen en lerende computerprogramma's, naar hersens en naar wat steden en wijken vitaal maakt, beginnen we te begrijpen hoe collectiviteiten zich intelligenter dan hun afzonderlijke domme delen kunnen gedragen. Dat wil zeggen, hoe intelligente orde zonder baas (zonder een sturend en ontwerpend brein) mogelijk is. Sinds Adam Smith hebben we geleerd dat de markt tot zinnige prijsstelling en arbeidsdeling komt, niet op basis van de goede wil en superieure intelligentie van de deelnemers eraan, maar doordat hun verkeer langs lijnen van openlijke concurrentie is georganiseerd. Nu blijken vergelijkbare principes van zelforganisatie ook op andere gebieden des levens te werken.

Een kostelijke uiteenzetting hiervan biedt James Surowiecki in The Wisdom of Crowds. Hij begint zijn boek met een bezoek in 1906 van de wetenschapper Francis Galton aan een jaarmarkt bij Plymouth . Daar kon men meedingen naar een prijs voor de beste voorspelling van het gewicht van een te slachten os. Achthonderd mensen kochten een kaartje waarop ze hun voorspelling invulden. Galton verzamelde die om het gemiddelde ervan te berekenen. Gegeven het ontbreken van expertise bij de deelnemers verwachtte hij dat het gemiddelde een 'dom' antwoord zou opleveren. Hij had het mis. Het gewicht dat de menigte mensen als geheel gemiddeld had aangegeven was 1.197 pounds, het gewicht na slachting 1.198 pounds. Dit kan als een toevalstreffer worden afgedaan. Ware het niet dat Surowiecki een reeks van zulke voorbeelden geeft waarbij een groep mensen een uitkomst tot stand brengt die slimmer is dan we op grond van de gebrekkige slimheid van de leden ervan zouden verwachten.

Hoe is dit mogelijk? Als je een grote groep van diverse en onafhankelijke mensen vraagt een waarschijnlijkheid te voorspellen en je daarvan het gemiddelde neemt, dan zullen de fouten die ze maken elkaar opheffen. Elk apart antwoord bevat als het ware een component informatie en een component fouten. Doordat bij een groot aantal voorspellingen de fouten elkaar neutraliseren (doordat ze willekeurig zijn), houd je informatie over. Surowiecki formuleert de voorwaarden waaronder een verzameling mensen zonder leiding van een expert of baas resultaten produceert die slimmer zijn dan de doorsnee leden van de groep: (1) diversiteit van meningen (ieder persoon moet private informatie hebben, zelfs al is die excentriek); (2) onafhankelijkheid (de mening van mensen wordt niet uitsluitend bepaald door andere meningen om hen heen); (3) decentralisatie (mensen specialiseren zich en gebruiken lokale kennis); (4) aggregatie (er moet een of ander mechanisme bestaan om private meningen in een collectieve beslissing om te zetten).

Intelligent gedrag van menigten herkennen we in een vaststaande file op de snelweg die een ambulance verbazend snel door zich heen weet te loodsen, in de bloei en betrouwbaarheid van Wikipedia en andere internetcreaties, en vanouds in het collectieve proces van waarheid zoeken via publieke falsificatie dat we wetenschap noemen. En toch blijven we moeite houden om de heerschappij van de kudde te accepteren. Die wordt toch primair ervaren als dom, gevaarlijk onrechtvaardig en verstikkend. De kracht en intelligentie van de kudde worden in onze individualistische cultuur systematisch onderschat. Intelligentie en morele goedheid lokaliseren we in individuen, niet in collectiviteiten.

Verzet tegen de natuurlijke heerschappij van de kudde neemt twee vormen aan, politiek/organisatorisch en individueel. Politieke hervormers proberen, om redenen van rechtvaardigheid of eigen belang, het natuurlijke gedrag van kuddes bij te sturen. Een goede leider/manager maakt de kudde sterker, rechtvaardiger, efficiënter. Een moderne menselijke kudde is een politiek gemodificeerde kudde.

Individueel verzet tegen de kracht van de kudde uit zich door het benadrukken van het unieke zelf. Wie zich onze individualistische cultuur heeft eigen gemaakt, heeft leren denken dat hij een uniek en zelfstandig kiezend individu is. Hij kiest zijn eigen kleding en maakt met Sinterklaas een originele surprise, maar de kleding mag niet uit de toon vallen en het Sinterklaasgedicht moet wel rijmen. Individuen zijn kuddeafhankelijker dan ze denken.

Moet het individu zich dan maar wegcijferen? Nee, beslist niet. Het aardige van recent onderzoek naar de intelligentie van collectiviteiten is dat de bijdrage van het eigenwijze individu daarvoor onmisbaar blijkt. Die verschaft lokale informatie. Als die ontbreekt of niet collectief verwerkt wordt, dan kan de kudde niet wijs handelen en zijn kracht ontwikkelen. Diversiteit en eigenwijsheid blijken geen luxe die we ons enkel in tijden van rust en overvloed zouden kunnen permitteren. Ze zijn essentieel voor de kracht van menselijke kuddes.

Herman van Gunsteren is hoogleraar politieke theorieën en rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. Dit artikel is geschreven naar aanleiding van het symposium 'Kracht van de Kudde' dat de VeerStichting op 11 en 12 oktober in de Pieterskerk te Leiden organiseert. Voor informatie over de VeerStichting of reacties op het artikel van Herman van Gunsteren zie veerstichting.nl.