‘Innoveren lukt pas als je een ruimte creëert waarin men zich niet alleen fysiek maar ook geestelijk kan bewegen’

Naar aanleiding van de uitzending ‘Oxford in Zeeland’ ging Tegenlicht kijken bij het Amsterdam University College (AUC) dat in september 2009 haar deuren zal openen voor zo’n 200 eerstejaars studenten. Uiteindelijk zal het AUC plaats bieden aan 900 studenten, een relatief kleine groep studenten, zoals dat ook op de Roosevelt Academy in Middelburg het geval is.

Met hoge rendementen, tevreden studenten en docenten lijken de University Colleges een goed alternatief te zijn voor de tegenvallende resultaten die reguliere universiteiten boeken als het gaat om de tijd waarin de studenten hun bachelor afronden. Het percentage dat de bachelor binnen de voorgeschreven termijn van drie jaar haalt, ligt op de University Colleges vele malen hoger dan op gewone universiteiten.

Inmiddels is de Universiteit Leiden aan het onderzoeken of het mogelijk is een University College te vestigen in Den Haag. Er kan dus voorzichtig gesproken worden van een trend in de wijze waarop het hoger onderwijs zich in Nederland organiseert. Tegenlicht sprak met de dean van het AUC, Marijk van der Wende, over deze nieuwe trend in het hoger onderwijs en de rol die het AUC hierin wil gaan spelen.

In de huidige discussie die er over het onderwijs gaande is, vormen de University Colleges wellicht een antwoord op de vraag hoe wij in Nederland onze status als kennisland in de toekomst kunnen behouden. Kunt u uitleggen op welke wijze de University Colleges hier een bijdrage aan kunnen leveren?

‘Als men het in Nederland tegenwoordig heeft over goed of zelfs excellent onderwijs dan wordt al gauw gewezen naar Oxford, Cambridge, Harvard en Princeton. Natuurlijk zijn dat uitmuntende universiteiten, maar het hoger onderwijs is inmiddels een gemener goed geworden. In tegenstelling tot de jaren vijftig, studeren nu veel meer mensen in het hoger onderwijs. In dat licht dient ook gekeken te worden naar de wijze waarop wij hier richting willen geven aan zulk breed toegankelijk hoger onderwijs. En dat kan inderdaad wel enige differentiatie gebruiken. Wat wij op het AUC, evenals andere University Colleges in Nederland, beogen is de student op een brede wijze academisch te vormen. Dit willen wij doen door de student uit te rusten met goede academische basisvaardigheden zoals analyseren, argumenteren, wetenschappelijk schrijven en numeriek interpreteren. En daarnaast door een oriëntatie op brede wetenschappelijke en maatschappelijke vraagstukken, die vanuit verschillende disciplines benaderd kunnen worden. Dit als voorbereiding op de inhoud van specifieke wetenschappelijke disciplines. Bij het kiezen van deze inhoud is de student op het AUC vrijer dan bijvoorbeeld een student sociologie, die zich uitsluitend richt op het sociologiecurriculum. Studenten op het AUC krijgen de mogelijkheid om aan de hand van hun interesses ook de bijbehorende vakken te kiezen, waarbij samen met een tutor heel goed wordt gekeken naar de inhoudelijke samenhang van het totale studieprogramma. Die keuzevrijheid is niet alleen een vrijheid maar ook een verantwoordelijkheid. Als student op het AUC valt niet alleen te kiezen, je moet er ook kiezen. In onze ogen kan je namelijk alleen innoveren als je een ruimte creëert waarin men zich niet alleen fysiek maar ook geestelijk kan bewegen.’

In een van zijn columns schreef Minister Plasterk ooit dat University Colleges ‘rijkeluiscrèches zijn’ Toch pronkt er achter u een grote OCW cheque ter waarde van 7,5 miljoen Euro met zijn naam erop. Wat zou Plasterk van mening hebben doen veranderen?

‘Dat Plasterk dat ooit een aantal jaar geleden gezegd zou hebben in een van zijn columns klopt, maar de uitspraak is inmiddels al zo achterhaald dat het ook overbodig is om deze nog langer aan te halen. Wat Minister Plasterk precies van gedachten heeft doen veranderen weet ik niet, daar heb ik nooit direct met hem over gesproken. Wat ik wel weet is dat als je kijkt naar de slagingspercentages die University Colleges halen ten opzichte van de reguliere universitaire bachelor programma’s, je niets anders kan zeggen dan dat deze vorm van onderwijs goed werkt. Dat zie je ook terug in de beleidskeuzes van Minister Plasterk.’

Het AUC rekent naast het vaste collegegeld van 1.597 Euro nog een zogenaamde ‘institutional fee’ van 1853 Euro. De Roosevelt Academy biedt zonder deze additionele vergoeding hetzelfde onderwijs als jullie voor ogen hebben. Waarom kan de Roosevelt Academy dit wel zonder ‘institutional fee’ en het AUC niet?

‘Het AUC biedt veel extra faciliteiten en daarvoor is geld nodig. Wij vragen om die reden aan de studenten naast het gewone collegegeld nog een ‘institutional fee’. Feit is dat deze vorm van onderwijs nou eenmaal iets duurder is.’

Terugkomend op de rijkeluiscrèches van Plasterk: zal de ‘institutional fee’ dan geen struikelblok vormen voor studenten die minder vermogend zijn maar wel op het AUC willen studeren?

‘Nee, studenten die niet in staat zijn om het collegegeld te betalen kunnen een beurs aanvragen. Dit geldt overigens voor zowel Nederlandse als buitenlandse studenten, en dus ook voor de internationale studenten uit ontwikkelingslanden die wij graag op het AUC zien studeren.’

Vanuit de Centrale Studentenraad van de Universiteit van Amsterdam werd gezegd dat er onder studenten een zekere angst bestaat voor een ‘braindrain’ van de beste hoogleraren. Het zou voor deze hoogleraren wel eens aantrekkelijker kunnen zijn om les te geven in een klimaat waarin zij op kleinschalig niveau kunnen lesgeven en het contact met hun studenten persoonlijker is, dan op de universiteit waar ze colleges geven aan driehonderd studenten te gelijk. Is deze angst volgens u gegrond?

‘Deze angst zoals zij die beschrijven is wat ons betreft ongegrond. Het AUC onderhoudt namelijk nauwe contacten met de UvA en VU. Een dergelijke ‘braindrain’ is immers niet wenselijk, , simpelweg omdat beide universiteiten daar totaal niet bij gebaat zijn. Daarom werkt het AUC ook intensief samen met de honours programma’s van de VU en de UvA, en die programma’s zijn bedoeld voor getalenteerde VU en UvA studenten die naast hun studieprogramma extra interdisciplinaire vakken willen volgen.’

Met de komst van het Amsterdam University College is het voor de potentiële student niet langer alleen een kwestie van kiezen tussen de grote reguliere universiteit en het kleinere University College, maar ook tussen de diverse University Colleges onderling in Nederland. Wat zou de potentiële student volgens jullie doen besluiten om het College in Amsterdam te verkiezen boven de colleges in bijvoorbeeld Middelburg en Maastricht?

‘Een belangrijk verschil ten opzichte van de andere university colleges zit hem in de wijze waarop wij invulling geven aan ons curriculum. Wij hebben een groter aanbod aan beta-vakken en bieden een themavak in het tweede semester in het eerste jaar. . Dit thema, bijvoorbeeld: ‘energie, klimaat en duurzaamheid’ of ‘informatie, communicatie en cognitie’ helpt de student dan verder bij het invullen van zijn of haar curriculum.
Naast dit onderscheid speelt de stad Amsterdam als internationale metropool waarschijnlijk ook een belangrijke rol in de keuze van de student voor het AUC. De link tussen het AUC en Amsterdam zal belangrijk worden in de wijze waarop wij ons willen profileren als College. Ook het feit dat Amsterdam de stad is met de meeste nationaliteiten ter wereld, is een gegeven dat wij terug willen zien in de studenten van ons College. Daarmee doelen wij niet alleen op het streven om het aantal internationale studenten dat aan ons College studeert op 50% van de totale studentenpopulatie te krijgen. De bedoeling is ook om de diversiteit die de stad Amsterdam kenmerkt terug te zien in de studentenpopulatie van het AUC. .Wij willen geen ‘witte’ school zijn in een stad die dat zelf niet is.’

Ingaande op dit laatste punt, hoe hoopt het AUC te bereiken dat de studentenpopulatie ook een volwaardige afspiegeling gaat worden van de Amsterdamse maatschappij die zich juist laat kenmerken door haar culturele, etnische en religieuze diversiteit?

‘Wij zijn ons ervan bewust dat dit gemakkelijker gezegd is dan gedaan. Het is wellicht gemakkelijker om een internationaal georiënteerde moslima uit Indonesië over te halen om aan het AUC te komen studeren, dan een zeer talentvolle moslima uit Amsterdam-West. Dit bereiken zal daarom ook ontzettend veel werk kosten, maar wij geloven er niet alleen heilig in dat dit mogelijk is, maar ook dat dit interessante mogelijkheden biedt voor de studenten. De aanwezigheid van verschillende culturen en religies is immers ook een verrijking voor de vorming van de student. Daarom zijn we momenteel bezig met projecten op vijf zogenaamde ‘zwarte’ scholen waarin we proberen de talentvolle scholieren zoveel mogelijk te enthousiasmeren voor ons College. Op deze scholen krijgen wij trouwens erg veel positieve reacties over onze aanpak, dus dat is in ieder geval een teken in de goede richting.’

Door: Mitsuko Teiwes