In deze column bestrijdt Arjen van Witteloostuijn de notie dat economie een natuurlijk systeem is. Dit zorgt er volgens hem voor dat niet-efficiënte elementen ten onrechte kunstmatig in leven worden gehouden en dat het uiteindelijk economische vooruitgang in de weg zit.

In vier afleveringen verkent Tegenlicht hoe we de crisis als kans kunnen benutten. Op ons weblog zal het thema Crisis als kans op scherp worden gesteld met speciaal voor Tegenlicht geschreven columns door de auteurs van Me Judice, het onafhankelijk discussieforum van economen.  

Stelling: "Als we het kapitalistisch systeem, in pure vorm, zijn werk hadden laten doen, dan zouden we nu niet in de problemen zijn gekomen. We moeten de oplossingen voor deze crisis dan ook niet in regulering zoeken. We moeten vertrouwen op het proces van 'creative destruction' binnen het kapitalisme."

Kapitalisme in pure vorm, wat is dat? Is dat een economie waarmee de overheid zich vooral niet bemoeit? De veronderstelling is dat economische agenten in vrijheid moeten kunnen doen en laten wat zij willen. Dat zou leiden tot efficiënte uitkomsten – niet alleen voor die individuele agenten zelf, maar ook voor de samenleving als geheel. Wat werkt, wordt beloond en overleefd; wat niet werkt, wordt bestraft en sterft af. De economie is een natuurlijk systeem, waarin het mechanisme van survival of the fittest zijn vrije werk moet kunnen doen. Als de overheid als beschermende engel gaat optreden, gaat dat mechanisme haperen. Ten onrechte worden niet-efficiënte elementen kunstmatig in leven gehouden. Dat is een vorm van discriminatie die economische vooruitgang frustreert.

Inderdaad wordt deze logica in de financiële sector op grote schaal met voeten getreden. Grote boosdoener is het redden van banken en andere financiële instellingen. Omdat die te groot worden geacht om te mogen falen, kunnen zij zich in tijden van nood aan het overheidsinfuus leggen. Dat betekent niet alleen dat het rad van de kapitalistische selectiemolen vastloopt, maar ook dat marktpartijen hun gedrag aan deze wetenschap aanpassen. Immers: neerwaarts risico wordt door de overheid afgedekt. Deze bodem in de financiële markt maakt het lucratief roekeloze opwaartse risico’s op te zoeken. Zolang het goed gaat, zijn de enorme baten voor de financiële sector; zodra het misgaat, draait de overheid – en dus de maatschappij – op voor de eveneens enorme kosten. Om deze perverse uitkomst te voorkomen zou de overheid de markt dergelijk roekeloos gedrag moeten laten afstraffen. Met Lehman Brothers is dat ook even geprobeerd, maar dat bleek niet lang vol te houden. Als het domino-effect van het kapitalistische selectiesysteem zijn vrije werk had mogen doen, was de ene na de andere financiële instelling failliet gedaan. Het resultaat zou een economische recessie zijn geweest waarbij die van de jaren dertig in de vorige eeuw verbleekt.

Dat maakt duidelijk dat een kapitalistisch financieel systeem niet zonder een bemoeizuchtige overheid kan. De vraag is echter wel wat zo’n overheid zou moeten doen. Vooraf voorkomen is veel verstandiger dan achteraf genezen. Een markt die zijn gang mag gaan totdat het misgaat, genereert uitkomsten die genezen achteraf bijzonder duur maakt. Dat komt omdat op markten partijen op zoek zijn naar macht – niet alleen omdat macht prettig voelt, maar ook omdat het schaamteloze zelfverrijking mogelijk maakt. Op markten zijn ondernemingen juist niet gebaat bij de concurrentie die centraal staat in het pure kapitalisme. Bij veel concurrentie wordt de weg naar hoge winsten immers afgesloten. Daarom zullen zittende ondernemingen altijd pogen concurrentie uit te schakelen. Dat kan door groot en machtig te worden – of, in de context van de financiële wereld, te groot om te mogen falen. Met behulp van messcherp mededingingsbeleid moeten actieve overheden dat voorkomen. Veel acquisities en fusies moeten worden verboden. En ondernemingen die toch te groot dreigen te worden, moeten worden gedwongen zich weer op te splitsen. Het pure kapitalisme vraagt dus om een activistische overheid.

Arjen van Witteloostuijn is hoogleraar Economie aan de Universiteit van Antwerpen, hoogleraar Institutionele Economie aan de Universiteit van Utrecht en hoogleraar Bedrijfsstrategie aan de University of Durham (Verenigd Koninkrijk). Hij publiceerde in 1999 het boek De Anorexia Strategie - over de gevolgen van saneren in het bedrijfsleven waarvoor hij twee prijzen ontving.