Nederland worstelt met de nasleep van de financiële crisis. Wat moet de overheid doen en wat kan de burger zelf doen om deze economische impasse te doorbreken en tot alternatieven te komen voor ons vastgelopen systeem?

In vier afleveringen verkent Tegenlicht hoe we de crisis als kans kunnen benutten. Op ons weblog wordt het thema 'crisis als kans' op scherp gesteld met speciaal voor Tegenlicht geschreven columns door de auteurs van Me Judice, een onafhankelijk discussieforum van economen.

Discussieer ook mee over de volgende stelling: "Nederland worstelt met de nasleep van de financiële crisis. Burgers lijken te berusten in hun lot en van de overheid kunnen we na de val van het kabinet geen duidelijke bezuinigingsbeslissingen verwachten: ondanks de urgentie blijft het debat over fundamentele economische hervormingen uit. Wat moet de overheid doen en wat kan de burger zelf doen om deze impasse te doorbreken en tot alternatieven te komen voor ons vastgelopen systeem?"

Marcel Canoy studeerde econometrie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1993 promoveerde op het onderwerp ‘industriële organisatie’. Na diverse postdoctorale functies aan de universiteiten van Parijs, Maastricht en Leuven, trad hij in 1996 in dienst bij het CPB. Hier bekleedde hij onderzoeks- en managementfuncties bij diverse afdelingen, onder meer Regulering en Marktwerking, Institutionele Analyse, en Marktordening. In juni 2005 stapt hij over naar de Europese Commissie, waar hij tot eind mei werkzaam was als economisch adviseur bij het Bureau of European Policy Advisers (BEPA) in Brussel. Vanuit die functie heeft hij met name geadviseerd over marktordening, regulering, de Lissabon-agenda en de toekomst van de verzorgingsstaat. Hij is momenteel als Chief Economist werkzaam bij het Rotterdamse economisch onderzoeks- en adviesbureau ECORYS. Vanaf 1 maart 2008 is hij voor 1 dag per week hoogleraar op het gebied van de economie van de gezondheidszorg bij TILEC Universiteit van Tilburg.

Ons kabinet is bezweken als een zwalkende hordeloper die steeds hogere horden moest nemen. Ondertussen vraagt iedereen zich af hoe we nu verder moeten. Om uit het dal te komen heeft onze samenleving drie impulsen nodig: een opknapbeurt van publieke voorzieningen, een open houding naar het buitenland en een revival van zelfreflectie en mededogen.

Ten eerste, de opknapbeurt. Door de decennia heen heeft de overheid allerlei voorzieningen aangeboden waarvan je je kunt afvragen of ze nog wel nodig en nuttig zijn. En of ze niet een te lage prijs hebben. Ondertussen verwachten we van die voorzieningen dat ze snel beschikbaar zijn en dat ze een hoge kwaliteit hebben. Maar we willen er niet voor betalen.

Er moet een bezem door de publieke rommelzolder. Maar vegen is niet hetzelfde als snijden. Je kunt bejaarden plukken, studenten uitkleden, patiënten nog eens een poot uitdraaien of ambtenaren uitzwaaien. Het betekent dat burgers meer gaan betalen voor hetzelfde of evenveel voor een verschraald aanbod.

Op talloze dossiers kunnen publieke voorzieningen juist verbeterd worden. Onnodige subsidies zijn er te over. Beperk de sociale huursector voor hen die het echt nodig hebben. Laat ouderen langer doorwerken, maar verbeter de arbeidsmarkt. Laat studenten meer betalen, maar investeer in de kwaliteit van hoger onderwijs.

Burgers moeten weer gewend raken aan het nemen van eigen verantwoordelijkheid, gaan meebetalen aan voorzieningen en zijn dan ook gelegitimeerd om eisen te stellen. Het stelt ons tevens in staat de staatskas aan te vullen zonder in te teren op de kwaliteit van de samenleving. De opknapbeurt is ook nodig om de solidariteit overeind te houden en middelen over te houden voor diegenen die het echt nodig hebben.

De tweede impuls gaat over het buitenland, niet voor niets de struikelhorde van het kabinet. Nederland stemde in 2005 in groten getale tegen het Lissabonverdrag. We hebben een surrealistische discussie in het Parlement over de kosten van allochtonen. We willen de IJslanders verder de Noordelijke IJszee induwen terwijl we zelf hebberig op hoge rentes gingen jagen. We hebben een staatssecretaris die een pleidooi voor vakantie in eigen land houdt. We weten niet wat we met de NAVO moeten.

Allemaal manifestaties van navelstaren. Waar leidt het toe? De internationale solidariteit erodeert, Nederland wordt minder aantrekkelijk voor hoogopgeleide migranten en verliest daarmee ook haar naam als goede vestigingplaats van buitenlandse bedrijven. De Nederlandse positie in Brussel wordt uitgehold en we verliezen onze traditionele faam als tolerant land.

De ramen moeten open. Dat betekent vooral een constructieve houding van Nederland op wat we gemeenschappelijk kunnen bereiken op globale thema’s als migratie, energie en milieu, veiligheid en honger. Een constructieve houding stelt ons tevens in staat geloofwaardig eisen aan anderen te stellen.

Dan de derde impuls. Het is dezer dagen bon ton om te zeggen waarom er van alles niet deugt aan anderen. Moslims deugen niet, politici ook niet, Europa deugt niet, de media ook al niet, om over bankiers maar te zwijgen. Het leidt niet tot vruchtbare dialogen of vooruitgang. Als de overheid een zwaarder beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid, is het wel handig als de mensen ook de verantwoordelijkheid nemen voor de eigen keuzes. Dynamiek vereist tevens dat mensen risico’s nemen. Die risico’s leveren alleen op als je ervan leert als het misgaat. De laatste impuls is een revival van zelfreflectie en mededogen. Een samenleving die dynamisch wil zijn, kent stabiliteit. Daarbij past geen rat race waarin iedereen die het niet redt er aan de onderkant uitvalt.

'Gouverner c'est choisir,' aldus de befaamde Franse politicus Pierre Mendès-France. Het kabinet Balkenende IV wilde geen keuzes maken. Maar ze zijn nodig. En goed uit te leggen, voor een nieuw en fris kabinet.