Viroloog en griepgoeroe Ab Osterhaus oogst afgunst en bewondering. Moet de talkshowfavoriet terug het lab in?

Door Minou op den Velde

Voor Tegenlicht maakte Eugène Paashuis een portret van de viroloog die Nederland wakker schudde inzake de Mexicaanse griep. Of was het paniekvoetbal uit eigenbelang? Verstrengeling tussen wetenschap en bedrijfsleven? De kritiek op het het ‘lab van Ab’ is de laatste tijd steeds luider geworden. De VPRO Gids sprak met de programmamaker, een epidemioloog en een wetenschapsjournalist over Ab Osterhaus.

Eugène Paashuis, programmamaker
Voor een aflevering van Tegenlicht over het griepvirus heeft u Ab Osterhaus gevolgd. Hoe kwam u tot uw aanpak?

‘We wilden wetenschap en politiek op het scherp van de snede filmen. Omdat Ab Osterhaus in allerlei adviesraden zit, wilden we aanvankelijk filmen in zo’n adviesraad, namelijk het Outbreak Management Team (omt). Het omt en De Gezondheidsraad adviseren aan het rivm en het ministerie wat er moet gebeuren bij een pandemie, zij vormen samen de brandweer van de gezondheidszorg. Maar vrijuit filmen bij het omt lukte echt niet. Zij nemen politieke beslissingen over welke groep wel of niet gevaccineerd moet worden en als iemand dan geroepen heeft dat vaccineren voor kinderen onder de vier niet nodig is en het gaat fout, dan is diegene de pineut. Omdat dat niet doorging heb ik me uiteindelijk helemaal op het lab van Ab geconcentreerd. Daar kon ik heel mooi tonen hoe wetenschap werkt. Het is heel eenvoudig: de vraag wat het je waard is om een goede griep te bestrijden wordt door de ene Ab anders beantwoord dan de andere. Ab Osterhaus heeft telkens herhaald dat het nodig was om vaccins in te kopen en minister Ab Klink zegt nog steeds dat hij blij is dat hij dat heeft gedaan. Maar het moet nog blijken of het op tijd is.’

De wetenschaper Ab Osterhaus is tegenwoordig ook lobbyist in de media.

‘Ja, hij bemoeit zich echt óveral mee, ook in het lab ontgaat hem niks. Hij is er altijd, gisteravond kwam er om half elf een kapper hem knippen en dan zit hij ondertussen gewoon zijn mails te beantwoorden en een boek te lezen omdat hij een review voor Nature moet schrijven.’

Is het niet treurig dat hij zich in de media moet manifesteren, voordat er door de politiek naar hem wordt geluisterd?

‘Ja, maar daartegenover kun je ook zeggen dat je iemand die zo diep in die viruswereld zit en alle gevaren en kansen ziet, soms misschien moet afremmen. Hij laat zich niet onbetuigd, en op een gegeven moment heeft hij een beetje zijn hand overspeeld. Als je veel in praatprogramma’s komt en er ontstaat een rimpeltje dan duikt iedereen erop, of het terecht is of niet, tot in de Tweede Kamer aan toe. Dan kun je je afvragen of misschien verstandig is om eens nee te zeggen. En dat probeert hij nu ook, maar tegelijkertijd kan hij het ook niet laten.’

Wat drijft hem? Louter nobelheid?

‘Ook wel eerzucht en het van tevoren willen zien aankomen en de profeet willen zijn, de briljante wetenschapper die niks wil missen. Daarnaast is hij ook een joviale Amsterdammer die van een sterk verhaal houdt. Als we kwamen filmen riep hij meestal: hebben jullie niets beters te doen?’
 

Jos Frantzen, bioloog-epidemioloog VU medisch centrum
In een open brief aan NRC Handelsblad betreurde u onlangs dat Ab Osterhaus het griepdebat domineert. Wat is uw bezwaar?

‘Meneer Osterhaus opereert binnen een zeer beperkt vakgebied, namelijk de virologie, en daarin is hij natuurlijk een autoriteit. Maar bij epidemieën komt veel meer kijken, zoals de vraag of mensen zich wel wíllen laten vaccineren. Osterhaus is heel betrokken, maar hij heeft ook een zekere blikveldvernauwing. Hij focust sterk op zijn reageerbuisjes en vertaalt wat hij in het laboratorium vindt één-op-één naar populatieniveau, terwijl een van de lessen van epidemiologie is dat wat je in het klein waarneemt op bevolkingsniveau nooit zo ernstig wordt. Hij komt steeds in de media met verschillende angstscenario’s zonder enig wetenschappelijk bewijs, en zo maak je mensen bang en verspeel je hun vertrouwen.’

Staan de wetenschap en politiek op gespannen voet?

‘Zeker. Het gaat tegenwoordig in de wetenschap om geld, iedereen knokt voor zijn budget, dat doet meneer Osterhaus net zo hard als andere wetenschappers. Maar de politiek moet daar boven kunnen staan en de absolute wetenschappelijke waarheden relativeren en vertalen naar een maatschappelijke aanpak. Aandacht vragen voor grieppreventie in de media is niet verkeerd, maar ik twijfel of Ab Osterhaus daarvoor de aangewezen persoon is, dat had Roel Coutinho moeten zijn, die gaat tenslotte over de infectieziektebestrijding. Hij zou de discussie moeten leiden en Klink moeten adviseren in plaats van Ab Osterhaus. Maar zelfs Coutinho heeft een beperkte blik. Om het griepdebat goed te voeren heb je een echte epidemioloog nodig die de verschillende wetenschappelijke inzichten kan vertalen naar een maatschappelijke aanpak. Maar eigenlijk zou je in de media geen wetenschappelijke discussie moeten voeren. Je kunt veel beter praten over: vinden wij duizend griepdoden per jaar acceptabel en hoeveel geld willen we aan bestrijding van een toekomstige epidemie uitgeven?’
 

Martin Enserink, journalist voor het Amerikaanse wetenschapsblad Science
Wat is de wetenschappelijke status van Ab Osterhaus?

‘Ik volg als journalist voor Science de griep al sinds de vogelgriep in 2003, en Ab is op wereldschaal een belangrijke speler. Hij publiceert veel in gezaghebbende bladen als The Lancet, Nature en Science en hij is adviseur voor de Wereldgezondheidsorganisatie. In de griepwereld wordt hij zeer gerespecteerd want hij is overal als eerste bij. Zijn groep heeft de h5n1-vogelgriep als eerste uit een sample van een driejarig jochie uit Hong Kong gehaald. En met Sars waren zij de eersten die konden aantonen dat het virus dat zij geïsoleerd hadden ook echt een infectie kon veroorzaken in beesten. Ab geniet ook een reputatie als een man met een verzengende ambitie, een tikje streberig misschien. De talentvolle mensen in zijn lab staan een beetje in zijn schaduw. Hij geeft ze veel ruimte en waardeert ze, maar er is ook wel eens strijd, bijvoorbeeld wanneer collega’s zeggen: nu wil ik eens de belangrijkste auteur van dit artikel zijn.’

Wat drijft hem?

‘Hij heeft de grieppandemie heel erg op de agenda proberen te krijgen, ook op Europees niveau, en ik denk dat hij aanvankelijk lang heeft geconstateerd dat daar weinig interesse voor was. De laatste pandemie was veertig jaar geleden, niemand bekommerde zich erom, terwijl Ab toen in 2003 de vogelgriep opkwam, het h5n1-virus, het gevoel had dat er een ramp kon gebeuren: straks is er een kwart miljoen Nederlanders dood. Die oprechte bezorgdheid heeft hem destijds voor een deel voortgedreven. Tegelijkertijd is meer geld voor onderzoek natuurlijk ook goed voor hemzelf.’

Hij manifesteert zich flink in de media. Is dat wel de taak van een wetenschapper?

‘Ik denk dat meer wetenschappers dat zouden mogen doen, hoewel Ab dat wel in extreme mate doet. Al heeft hij er een lange werkdag of vliegreis opzitten, hij komt altijd. Ik vind het best raar dat zo weinig andere wetenschappers in die rol stappen en dat is ook de journalistiek aan te rekenen, die zijn een beetje lui. Het komt nu over alsof Ab de enige is die je over dit onderwerp kunt bellen, alsof hij Mister Flu is, maar dat is natuurlijk niet zo. Hij verkondigt het standpunt van de wetenschap, en dat is een goede zaak. Maar ik denk dat hij voor zijn eigen reputatie misschien wat vaker nee had moeten zeggen. Hij is de verpersoonlijking van het griepbeleid geworden en dat maakt hem kwetsbaar voor relletjes.’

Wat is zijn zwakte?

‘Ik denk dat zijn tomeloze ambitie hem ook vijanden oplevert. Op congressen is hij altijd erg aanwezig en dat zet kwaad bloed bij sommige collega’s die er minder in slagen in de spotlights te staan en die minder vaak publiceren, en het wekt soms jaloezie op.’

Hoe ver gaat hij voor zijn vak?

‘Ik vermoed dat zijn privé-leven op de tweede plaats staat. Vaak als ik hem even bel zit hij in Tokio, Washington, Genève – hij gaat maar door. Zijn lab kent ook sterk een cultuur van hard werken, als het moet tot twaalf uur ’s nachts. Als er een nieuw virus is, is dat in het begin een soort race van: wie heeft het als eerste te pakken? Dan begint het bloed sneller te stromen, want het kan wetenschappelijke glorie opleveren. De ontdekkers van het aidsvirus hebben daar een Nobelprijs voor gekregen.’

Uit: VPRO Gids Nr 49 (2009)