bankieren volgens de wetten van de koran

In het Westen, de geboortegrond van het moderne geldwezen, begint een alternatieve vorm van bankieren aan terrein te winnen. In 2004 besloot de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt een islamitische obligatie uit te geven – een zogenaamde sukuk – ter waarde van 100 miljoen euro. Ook de Britse regering overweegt om een deel van de staatsobligaties halal te maken. Beide zijn voorbeelden van de opmars van het islamitisch bankieren.

Londen is inmiddels tot de Europese hoofdstad van het islamitisch bankieren gekroond. De Britse regering heeft daarvoor de wetgeving moeten aanpassen. Islamitische banken mogen namelijk geen rente heffen. Het wordt als onrechtvaardig gezien om op voorhand een beloning af te spreken voor het gebruik van geld. Op deze manier schuift de kredietverstrekker alle risico’s af op de kredietvrager en dat is in strijd met de islamitische opvattingen over risicoverdeling. Geld lenen om bijvoorbeeld een huis te kopen moet dus op een andere manier worden geregeld. Een bank kan ervoor kiezen het huis op eigen naam te kopen en vervolgens tegen een hogere prijs aan de klant te verkopen (de murabaha-contractvorm). Om te voorkomen dat er twee keer overdrachtsbelasting wordt betaald, heeft de Britse regering de belastingwet gewijzigd. Ook voor andere islamitische bankproducten heeft de fiscus de regels gelijkgetrokken.

Het belangrijkste kenmerk van het islamitisch bankieren is het rente- en gokverbod. In concreto betekent dit dat leningen vaak functioneren als lease-overeenkomsten (genaamd ijara), waarbij de kredietverstrekker het (on)roerend goed in termijnen aan de klant verkoopt. Voor de duur van het contract blijft het eigendom op naam van de kredietverstrekker staan. Bij de laatste betaling wordt de klant de wettelijke eigenaar. Als de klant de betalingen voor welke reden dan ook niet kan voldoen, is het onmogelijk voor de kredietverstrekker om een boete in rekening te brengen. Het risico op wanbetaling is namelijk in de winstopslag opgenomen. Daarnaast zijn er verschillende vormen van partnerschap, vormen waarbij de klant mede-eigenaar wordt en daarom winst en verlies met de bank deelt (musharaka), of waarbij de bank als durfkapitalist optreedt en slechts de winst wordt gedeeld (mudaraba). Men kan volgens de islam namelijk geen verlies lijden over iets wat men niet bezit.

Een belangrijk gevolg van het gokverbod is dat conventionele verzekeringsproducten niet zijn toegestaan. Een klant verzekert zich tegen een voorval waarvan hij de waarschijnlijkheid niet kent en gokt dus op een toekomstige stand van zaken. De kracht van deze interpretatie bleek tijdens de financiële crisis. Banken zoals Goldman Sachs kochten op grote schaal credit default swaps waarmee zij zich – soms met voorkennis – verzekerden tegen het failliet van zakenrelaties. Deze verzekeringen werden afgesloten bij AIG, dat daarmee een van de grootste verliezers van de crisis werd.

Tot slot kent het islamitisch bankieren een verbod op investeringen in alcohol, varkensvlees, casino´s, pornografie en wapens. Er is hier een duidelijke parallel met het duurzame investeren dat in het Westen zijn intrede heeft gedaan.

De geboden en verboden die het islamitische geldwezen beheersen, worden door een sharia-raad opgesteld. Dit zijn geleerden met een diepgaande kennis van zowel de koran als geldzaken. Zij bepalen of een financieel product of een financiële instelling het stempel “halal” verdient. Omdat er binnen de islam verschillende stromingen bestaan, kan het voorkomen dat raden conflicterende uitspaken doen. Zo kan de ene raad een product goedkeuren terwijl de andere het afwijst. Volgens de Nederlandsche Bank bestaat er echter voldoende consensus over de meeste financiële kwesties.

Dat het islamitisch bankieren in het laatste decennium zo’n vlucht heeft genomen, heeft vooral te maken met de oliedollars die met bakken het Midden-Oosten binnenstromen. De leiders van islamitische staten willen hun geld investeren conform de wetten van de sharia. Dat heeft tot gevolg dat de markt voor islamitische bankproducten floreert in landen zoals de Verenigde Arabische Emiraten, Qatar en Saoedi-Arabië. Maar ook in Zuidoost-Azië is de groei aanmerkelijk.

Maleisië kan worden gezien als de bakermat van het Islamitisch bankieren in zijn hedendaagse vorm. Daar werd in 1962 de eerste moderne islamitische bank opgericht, Tabung Haji. Deze werd in de eerste instantie gebruikt om arme Maleisiërs aan geld te helpen voor hun bedevaart naar Mekka. Inmiddels betreft het islamitisch bankkapitaal in Maleisië zo’n 20 procent van het totaal. Het stimuleren van deze sector maakt deel uit van een bewuste strategie om Arabisch oliegeld naar het oosten te lokken. Volgens Wong Fook-Wah van RAM Rating Services in Kuala Lumpur is het van groot belang dat zijn land “ontvankelijk is voor het Midden-Oosten, voor petrodollars.”

Ook het Westen doet mee aan deze strategie. Zo opperde Wouter Bos in 2007 al dat Nederland een centrum voor islamitisch bankieren moest worden. Dit werd hem in het toenmalige politieke klimaat niet in dank afgenomen. Volgens De Pers voorzag islamitisch bankieren slechts in de behoefte van de meest orthodoxe moslims en berustte het concept op een te strikte interpretatie van de koran. Waar of niet waar, in het Westen worden halal financieringen steeds gangbaarder en naast bedrijven beginnen nu ook staten het potentieel te onderkennen. Het islamitisch bankieren kan de banden tussen Oost en West versterken, zoals de zijderoute dat ooit deed.

Maar hierin ligt ook de vraag opgesloten of het mogelijk is om godsdienstige principes te laten gedijen op seculiere grond. Zoals een commissaris van de Maleisische centrale bank zei, de groei in het islamitisch bankieren “wordt voortgestuwd door commerciële en zakelijke afwegingen.” Op dit moment speelt de slag om het oliegeld, en de investeerders die het meest ontvankelijk zijn voor de wensen uit het Midden-Oosten zijn goed geplaatst om die slag te winnen. Daarvoor hoeft men zich echter niet tot de Islam te bekeren. Een stempel van een Sharia-raad volstaat; en deze stempel lijkt aan steeds complexere producten toe te komen. Zo spreekt de Financial Times van halal “currency hedges” en “profit rate swaps.” Het lijdt geen twijfel dat de sharia-raden steeds spitsvondiger worden – wat dat betreft verschillen zij weinig van de conventionele banken. De vraag is of deze vorm van casuïstiek trouw is aan de geest en niet slechts de letter van de koran.

Het is in ieder geval interessant om te zien hoe het bankwezen zo nauw verbonden kan zijn met een ethisch wereldbeeld – iets waar men zich in het Westen louter over kan verbazen. Maar juist dit heeft de islam in het verleden een slechte reputatie opgeleverd. Dat de sharia geen onderscheid tussen publiek en privé kent, heeft heel wat stof doen opwaaien. Het was voor een kleine groep orthodoxe moslims reden om de legitimiteit van de seculiere staat in twijfel te trekken. De reactie hierop vanuit de media was soms overtrokken. Er werd teruggegrepen op de Verlichting, toen religie definitief naar de privésfeer verplaatste. Alleen een gemoderniseerde islam zou beantwoorden aan de eisen der tijd.

In de economische sfeer daarentegen is het onderscheid tussen privé- en publieksbelang een omstreden punt. De tijden dat de “marktmoraal” een meedogenloos winstbejag rechtvaardige zijn voorbij. In dit opzicht lijkt de islam dus voor te lopen op het westers bestel. Volgens de sharia is er geen wezenlijk verschil tussen het handelen op persoonlijke titel en het handelen uit hoofde van een werkgever. Beide moeten voldoen aan normen die algemeen gelden.

Dit neemt niet weg dat er een hoop haken en ogen aan de islamitische financieringsstructuur zitten. Waar voorheen risico en rendement de voornaamste begrippen waren, heeft het financieren nu een ethisch aspect gekregen. Tom Lind, structured finance specialist in Dubai, stelt een aantal kritische vragen. Neem bijvoorbeeld de financiering van een hotel-gebouw door middel van een islamitisch bankproduct. Als er in dat hotel een bar komt waarin drank wordt geschonken, is de financiering dan nog steeds verantwoord? Het antwoord op de vraag “Wanneer is een financiering halal?” kent nogal wat speelruimte. Zo wordt er gesteld dat het onderpand van een islamitisch bankproduct een tangible asset moet zijn. Maar hoe gaat dat als er zoiets abstracts als een recht moet worden gefinancierd? Zijn radiogolven tangible assets? En kennis?

Wanneer er veel geld op het spel staat worden morele principes soms flexibel geïnterpreteerd. Zoals Tom Lind het stelt, “het principe van het islamitisch bankieren is zuiver, maar mensen zoeken altijd de randjes op.” Het zal moeten blijken in hoeverre het islamitisch bankieren een alternatief vormt voor het huidige bankwezen en haar tekortkomingen. Dit zal ten dele afhangen van de bereidheid van instellingen zoals het IMF om deze ontwikkeling serieus te nemen. Maar de belangrijkste factor zal ongetwijfeld het geld zelf zijn en de richting waarin het vloeit.