Moeten we niet alleen in de economie maar ook in de ecologie gaan denken in de richting van een 'Deutsches Europa’?

Woensdag 12 september konden we onze stem uitbrengen op mensen met een Nederlands paspoort die al werken in de politiek of die politiek actief willen worden. Zouden we in de toekomst ook op niet-Nederlanders kunnen stemmen? Een niet gering aantal Nederlanders had misschien graag gestemd op wijlen Hermann Scheer, de Duitse transitievisionair in de Duitse Bondsdag, of op de Deense milieuminister Connie Hedegaard.

In dat verband was er in de recente verkiezingscampagne ineens een opmerkelijke suggestie van de Socialistische Partij. Die bracht naar buiten dat het raadzaam zou zijn om wat energie betreft meer met Duitsland te gaan samenwerken. En dat dan voor een partij die niet bepaald uitblinkt in euroliefde!

Helaas is Europa waar het duurzaamheid en energie betreft al net zo verdeeld als in de economische kwestie 'hoe verder met de euro?'. Het continent dat in december 2009 het klimaatoverleg in Kopenhagen in ging met het ideaal van 35% hernieuwbare energie in het jaar 2020 is in de politieke praktijk toch nog vooral een losse verzameling landen die unilateraal bij Vladimir Poetin op audiëntie gaan om ieder voor zich de meest gunstige voorwaarden voor gasleverantie te bedingen. Het denken is doorgaans fossiel en hoofdzakelijk nationaal, zeker ook in Nederland. Een constatering die soms moedeloos maakt, in een tijd met een recordbenzineprijs van 1,889 euro per liter. Want de crisis schuilt net zo goed in die 1,89 als in het begrip ‘euro’ dat erachter staat.

In de aflevering Power to the people (maandag 8 oktober, 20.55 uur op Nederland 2) vergelijkt VPRO’s Tegenlicht het Nederlandse energiebeleid met dat van Denemarken en Duitsland. In 2009, het jaar dat Europa mondiaal wilde inzetten op 35%, zaten de Denen al op 18% en de Duitsers op 9%.

Nederland bungelde met z'n schamele 3,8% vlak boven Malta en Cyprus rond de 4%. Søren Hermansen, vijftien jaar geleden de initiatiefnemer van het inmiddels energiepositieve eiland Samso zei het ons al aan de telefoon: ‘Je zou kunnen zeggen dat Duitsland de transitie van bovenaf stuurt, terwijl in Denemarken meer wordt ingezet op de locale coöperaties. Nederland? Nederland is gewoon bang…'

Maar dat geldt dan toch vooral voor de politiek en voor Den Haag. Op regionaal en locaal niveau zijn er talloze initiatieven. En velen willen daaraan bijdragen, al is het maar uit welbegrepen eigenbelang. Vorige week maakte bureau Ipsos Synovate bekend dat ruim tweederde van alle Nederlanders wil dat over tien jaar 50% van alle energie duurzaam wordt opgewekt.

En dat is nogal wat meer dan de 14% die Maxime Verhagen zich momenteel den doel stelt. Als we weten dat bij ongewijzigd beleid in 2030 zo’n 70% van de Europese energievoorziening van buiten Europa moet komen, komt dat toch neer op een wel erg struisvogelachtig beleid. Je blijft je verbazen...

Gerhard Schröder ten spijt moeten we dus niet alleen in de economie maar ook in de ecologie gaan denken in de richting van een 'Deutsches Europa (naar verluidt de titel van het nieuwe boek van de Duitse groene socioloog Ulrich Beck). Maar dan wel het Duitse Europa van de 21e eeuw, uiteraard. En dat is het Duitsland dat vanwege de ramp in het Japanse Fukushima de kernenergie in de ban heeft gedaan. En daar is onze Diederik Samsom nog steeds niet van overtuigd, zoals hij ooit op een debatmiddag van Tegenlicht in 2010 al erkende.

William de Bruijn en Sabine Lubbe Bakker schrijven namens Tegenlicht vier weken lang voor het blog DuurzaamNieuws, in aanloop naar de uitzending 'Power to the People' op 8 oktober.