Het basisinkomen uitgelegd

Geld als burgerrecht. Het klinkt te mooi om waar te zijn. Het basisinkomen zou de maatschappij radicaal veranderen. Maar waarom niet?

Als het aan historicus Rutger Bregman ligt, krijgt iedere burger gratis geld van de overheid. Zomaar. Zonder verplichte arbeidsprestatie. Invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen, een vast geldbedrag gebaseerd op het bestaansminimum, zou radicale ongelijkheid bestrijden en  een einde maken aan de verzorgingsstaat als betuttelcomplex. Nu we met horten en stoten het digitale tijdperk betreden, is het volgens Bregman de hoogste tijd de utopie van het basisinkomen nieuw leven in te blazen.

Politieke concensus

Nieuw leven? Jazeker. Bregmans idee voor het onvoorwaardelijke basisinkomen is niet nieuw. Filosoof Thomas Paine en econoom Milton Friedman, nota bene voorvechter van het vrije marktkapitalisme, dachten hier al over na. Paine zelfs al in 1795 in zijn pamflet 'Agrarian Justice'. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw houdt het wereldwijd de politieke gemoederen bezig. Zowel in progressieve als conservatieve kringen voelt men wel iets voor een basisinkomen. Links is enthousiast omdat het een grote mate van herverdeling betekent. Rechts is van het idee gecharmeerd omdat het de rol van de overheid verkleint. Dit lijkt een win-winsituatie. Toch is het basisinkomen nooit verder gekomen dan de experimentele fase. Over een aantal fundamentele zaken blijft namelijk discussie bestaan, die Bregman aanstipt in onderstaand bonusfragment:

Minder werken en meer kosten

Een belangrijk bezwaar is de gedachte dat mensen door de invoering van een basisinkomen minder gaan werken. Hoe vaak verzuchten werkende mensen niet dat ze verlangen naar meer vrije tijd? Het Mincome-experiment in Canada (1974) en initiatieven in de Verenigde Staten wijzen inderdaad uit dat mensen circa vijf à tien procent minder gaan werken. Wat hier vaak niet bij wordt verteld, is dat mensen deze tijd niet onnuttig besteden. Mensen gebruiken deze tijd om langer te studeren, een betere baan te vinden of huishoudelijke taken te doen. In Namibië leidde een experiment met een gegarandeerd inkomen bovendien tot meer economische activiteit. De invloed van het basisinkomen op de intrinsieke motivatie van mensen om te werken is dus niet per definitie negatief.

Het tweede discussiepunt is de economische haalbaarheid. Hier zijn allerhande tijd- en plaatsgebonden berekeningen op losgelaten, met tegenstrijdige resultaten. Inmiddels lijken onderzoekers het eens dat we inmiddels zo rijk zijn dat de collectieve invoering van een basisinkomen rendabel is en opweegt tegen de kosten van het huidige (Westerse) sociale stelsel. Wanneer uitkeringen, kinderbijslagen, studiebeurzen en - niet onbelangrijk - de bijbehorende controleapparaten vervallen, levert dit genoeg geld op om iedereen van een basisinkomen te voorzien. Armoede zou zo uitgeroeid zijn.

Steggelen over uitwerking

Hoewel er inmiddels (empirisch) bewijs is dat de invoering van het basisinkomen positief ondersteunt, is geen enkel experiment doorgezet. Dit ligt niet aan de deelnemers, maar aan de politiek. In de Verenigde Staten en Namibië sloegen regeringen de resultaten van de experimenten in de wind. Dit gold ook voor Canada, waar de onderzoeksresultaten linea recta in een archief werden weggestopt en pas in 2009 dankzij onderzoeker Evelyn Forget weer boven tafel kwamen. 

Hoe is dit mogelijk? Het basisinkomen heeft in de uitwerking vele haken en ogen waar politici over kunnen steggelen en zich achter kunnen verschuilen. Denk aan de hoogte van het inkomen, het onvoorwaardelijke karakter en de wijze waarop het ingevoerd moet worden. Het overbodig maken van overheidstaken staat ter discussie, omdat dit het karakter van de verzorgingsstaat op de tocht zet en de politiek aan haar eigen stoelpoten moet zagen.

Niet praktisch, maar filosofisch

Deze problemen rond de uitvoering zijn oplosbaar. De (politieke) terughoudendheid ten aanzien van het basisinkomen moet dan ook filosofisch, en niet praktisch, verklaard worden. De invoering van een basisinkomen brengt een groot moreel vraagstuk met zich mee, waarin de grootste uitdaging zit: het basisinkomen druist in tegen het diep in de moderne samenleving verankerde idee dat iedere burger in zijn eigen levensonderhoud moet voorzien. Productiviteit is een deugd. Punt. Pas als we afstappen van het idee dat je moet werken voor je geld - zoals Bregman betoogt - komt er ruimte voor de invoering van het basisinkomen. 

Realistische optie of utopie?

Dit lijkt langzamerhand te gebeuren. We bevinden ons op de grens van twee radicaal verschillende tijdperken. Met één been in het industriële tijdperk, en het andere in het digitale tijdperk. Tegelijkertijd waart het spook van de crisis nog door de Westerse wereld, loopt de werkeloosheid op en bleek recent uit Amerikaans onderzoek dat 47 procent van de banen door robotisering verdwijnt.

Hoewel dit - op het eerste gezicht - verre van ideale omstandigheden zijn voor de invoering van een radicaal ander systeem, werkt het juist de andere kant op. Nu de nood hoog is en de hoop op beterschap vervliegt, krijgt het basisinkomen weer aandacht. Het Europees Burgerinitiatief voor het basisinkomen haalde 285 duizend handtekeningen op in Europa, in Zwitserland wordt binnenkort gestemd over invoering van het basisinkomen en op 19 maart doet de Basis Inkomen Partij (BIP) in vier plaatsen in Nederland mee aan de gemeenteraadsverkiezingen.

De utopie van een basisinkomen komt zo stap voor stap dichterbij. Zou de utopie deze keer realiteit kunnen worden?

Hoe groot schat u de kans in dat het basisinkomen gerealiseerd wordt en in welke vorm? Praat mee via de reacties hieronder of op Twitter met #tegenlicht