De zucht naar onsterfelijkheid is van alle tijden. Ook het Oude Testament begint ermee. Als Adam en Eva door God in de Hof van Eden zijn gedropt, belooft hij/zij hen het eeuwige leven als ze maar afblijven van de vruchten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Maar ja, het vlees bleek ook toen al te zwak –u kent het verhaal-  een slang verleidde Eva die een hapje nam, en toen durfde Adam ook wel. Appel opgegeten. In de bijbel wordt deze misgreep de “zondeval” genoemd. Een boze God stuurt het duo het paradijs uit, verplicht ze voortaan de schaamdelen te bedekken, en schreeuwt ze nog toe: "Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren." Weg onsterfelijkheid! De noodzaak tot voortplanting was opeens een feit. 

Het is opvallend dat onsterfelijkheid en het verlangen daarnaar in bijna alle oude en religieuze teksten voorkomt. Voor het eerst in het uit ca. 2100 v. Chr. stammende Gilgamesj-epos, een verzameling verhalen die zich afspelen in Mesopotamië, het tweestromenland dat in het huidige Irak omsloten wordt door de rivieren de Eufraat en de Tigris.

Gilgamesj, de naamgever van het epos, is de grootste koning op aarde, voor tweederde god en voor eenderde mens. Hij hunkert naar grootse daden die hem onsterfelijk zullen maken. Daartoe gaat hij op pad naar Oetnapjsjtim en zijn vrouw, buiten de goden de enige bekende onsterfelijke mensen die al stammen van vóór de zondvloed. Van Oetnapjsjtim krijgt Gilgamesj het Kruid van het eeuwige leven. Maar als Gilgamesj een tukje doet, gaat een slang (sic!) er met zijn onsterfelijkheidskruid vandoor en rest Gilgamesj niets anders dan als gewone sterveling weer naar huis te gaan en zijn dood af te wachten.

Het hindoeïsme, de overheersende religie op het Indische subcontinent, heeft een geheel eigen oplossing bedacht voor het immortaliteitsprobleem: de reïncarnatie. We kunnen sterven wat we willen, maar onze ziel zal eindeloos reïncarneren. Hoe en in welke categorie (“kaste”) we terugkeren bepaalt onze wijze van leven, ons karma. Hoe beter het karma, hoe hoger de kaste waarin we zullen terugkeren. Ook de Druzen, een minderheidsstroming onder Moslims, geloven in reïncarnatie.

In het boeddhisme maakt de wedergeboorte deel uit van de samsara, de cyclus van dood en wedergeboorte. Pas wie verlicht raakt en het nirwana bereikt, krijgt eindelijk rust in de staat van Parinibbana – het volledige nirwana.

In het Taoïsme, de voornaamste religieuze stroming in China, vormen de Acht Onsterfelijken in de door de filosoof Lao Zi in de 6e eeuw v. Chr. ontwikkelde filosofie vanaf het begin gelukssymbolen.

Hel en verdoemenis

De religieuze voorbeelden –ze zijn met vele uit te breiden- laten zien dat de zucht naar onsterfelijkheid zo ongeveer de bron is van elk volk en elke religie. Waarom gaan we dood? En kunnen we dat niet voorkomen? Veel religies hebben daar een wat doorzichtige truc voor bedacht door ons een eeuwig leven te beloven ná het aardse leven. Zowel in het Oude als Nieuwe Testament als in de Koran neemt het paradijs als toekomstige locatie voor een onsterfelijk leven in gelukzaligheid een wezenlijke plaats in. Maar dan moeten de gelovigen er natuurlijk wel naar geleefd hebben! Het Nieuwe Testament maakt het misschien wel het bontst door Jezus zelfs uit de dood te laten opstaan en ook zijn volgelingen een nieuwe aarde te beloven. Maar voor de zondaars wacht een afschrikwekkend toekomstbeeld: eeuwig branden in de hel.

De hel – detail uit De Tuin der Lusten (Jeroen Bosch, Prado, Madrid, ca. 1485)

Alchemisten

Ook de zoektocht naar middelen of methodes om onsterfelijk te worden kent een lange geschiedenis. Overal ter wereld waren alchemisten actief om unieke brouwsels te produceren waarmee goud gemaakt zou kunnen worden maar ook een zogeheten Steen der Wijzen, die onsterfelijkheid zou garanderen. Kwik, natrium/salpeter en vitriool (een koper- of ijzersulfide) waren de voornaamste ingrediënten waarmee de alchemisten werkten.

Eén van de beroemdste alchemisten was de Fransman Nicolas Flamel (1340 – 1418). Over hem ging lange tijd het gerucht dat hij inderdaad De Steen der Wijzen had weten te brouwen en dus eeuwig voort zou leven. Zijn enorme rijkdom (in werkelijkheid bijeen geschraapt door een huwelijk met een rijke weduwe en door slimme vastgoedspeculaties) was voor velen tevens het bewijs dat hij de “gouden” formule werkelijk had achterhaald.

In haar roman “Tous les hommes sont mortels” uit 1946 (in 1962 in het Nederlands vertaald onder de titel “Niemand is onsterfelijk”) laat Simone de Beauvoir zich ook inspireren door het Middeleeuwse alchemisme en de zoektocht naar de onsterfelijkheid. Ze beschrijft de ervaringen van een in 1279 geboren man, die door een toverdrank onsterfelijk is geworden, maar zich steeds minder betrokken voelt bij de zich steeds verder ontwikkelende samenleving.

(de tekst gaat verder na de afbeelding)

Alchemist Sendivogius (Jan Matejko, 1867)

Transhumanisme

Ondertussen laten wetenschappers zich niet afschrikken door de vraag of onsterfelijkheid onze samenleving gelukkiger zou maken of zelfs überhaupt nog wel leefbaar. Wat moeten we ermee als niemand nog doodgaat? Want dat is feitelijk de ultieme droom van de moderne speurders naar de aloude Steen der Wijzen: hoe krijgen we onze eigen harde schijf (d.w.z. alles wat onze vele tientallen miljarden neuronen die ons brein vormen) gekopieerd? Waarmee we in feite onszelf oneindig kunnen klonen? Lichaam of computer stuk? We stoppen onze back up gewoon in een nieuw lichaam –of artificieel omhulsel, wie weet- en hop daar zijn we weer. Zelfde wezen in een nieuwe verpakking. Eindeloos recyclebaar.

Transhumanisten heten de nieuwe digitale gelovigen die streven naar een volkomen digitale kopie van de inhoud van onze hersenpan, waarmee de mensheid uiteindelijk in het post-humanisme zal belanden. Het transhumanisme werd voor het eerst in 1957 geformuleerd door de bioloog Julian Huxley (broer van schrijver Aldous Huxley, beroemd om zijn roman “Brave new world” uit 1932). Hij definieerde het transhumanisme nog wat vaag: "de mens blijft menselijk, maar overstijgt zichzelf, door het realiseren van nieuwe mogelijkheden voor zijn menselijke natuur".

Impressie van Brave New World (Jaci XIII, OOBooks, 2016)

Darwin

Door de enorme ontwikkeling van digitale technieken kreeg ook het transhumanisme een grote stimulans met verschillende ideologische stromingen. Een sterke stroming binnen het transhumanisme ziet de technologische mogelijkheden om de inhoud van de menselijke geest op te slaan, te dupliceren of te klonen, en daarmee een vorm van onsterfelijkheid te bereiken, als een logische stap in de ontwikkeling van de mens en volgend uit het evolutionaire denken zoals Darwin dat in 1859 in zijn “On the origin of species” voor het eerst uiteenzette. De Homo Digitalis is gewoon een nieuwe stap in de evolutie. Of Homo Sapiens daarmee vredig zal kunnen samenleven, daarover verschillen de meningen.