Let op: Deze inhoud kan niet getoond worden omdat deze mogelijk strijdig is met de gekozen cookiesettings.
U kunt dit hier aanpassen door de categorie 'social'
aan te vinken.
Waarom is dit nodig?
Beluister hier een gesprek tussen paleontologe Hanneke Meijer en Noorderlicht-presentator Ger Jochems (3 min)
Noorderlicht Radio, 28 oktober 2008
Beluister hier een gesprek tussen paleontologe Hanneke Meijer en Noorderlicht-presentator Ger Jochems (3 min)
Noorderlicht Radio, 28 oktober 2008
Dit fragment is onderdeel van
Noorderlicht Radio
Schimmels in levende organismen Meestal leven schimmels van dood materiaal: bladeren en dood hout in het bos, of een meloen die te lang blijft liggen. Maar sommige schimmels leven van levende organismen. Biologe Lotje van der Does onderzocht de schimmel ‘Fusarium oxysporum lycopersici’ (ook bekend als ‘FOL’), die in de grond op dood materiaal leeft maar af en toe ook een levende plant bespringt. Vaak is dat een specifieke soort, bijvoorbeeld een tomatenplant. Soms wikkelen de schimmeldraden zich om de wortels en voedt de schimmel zich met de suikers die daaruit weglekken. Maar soms dringt de schimmel de plant binnen. Eenmaal in de plant gaan de schimmeldraden in de vaten zitten, de plant wordt leeggegeten en gaat dood. Maar de plant geeft zich niet zo maar gewonnen: hij maakt antistoffen, giftige stoffen in de sapstroom die de schimmel doden. Bovendien worden geïnfecteerde vaten geblokkeerd, zodat de schimmel zich niet kan verspreiden. Als de plant dat snel na de infectie doet, is de schimmel nog niet heel diep binnengedrongen. Dan wordt de infectie gestopt. Maar als de infectie al ver in de plant is doorgedrongen, werkt het averechts: dan worden zo veel vaten geblokkeerd dat de plant geen voedsel meer krijgt en sterft. Het is dus een kwestie van wie sneller is, de schimmel of de plant. Biologe Lotje van der Does onderzocht op welk moment precies de schimmel zijn eiwitten begint te maken. Daarvoor gebruikte ze een genetisch gemanipuleerde schimmel, die groen wordt zodra het gen wordt geactiveerd dat die eiwitten maakt. Het goedje wordt pas geproduceerd op het moment dat de schimmel de wortel van de plant binnendringt. ----- Wetenschapsnieuws Deleteknop in het hoofd Warmte maakt vrijgevig Dodonieuws van Mauritius Een week zijn de onderzoekers van het Leidse natuurhistorisch museum Naturalis nu blubber aan het zeven in het dodomoeras op Mauritius. In de modder blijkt vooral veel schildpad te zitten, maar zo nu en dan zit er ook een botje van een ander beest tussen, bijvoorbeeld van een vleermuis, een papegaai of een hagedis. Dodoresten kwamen ook al uit de klei naar boven, maar een compleet skelet hebben de onderzoekers nog niet. Paleontoloog Hanneke Meijer vertelt hoe het eraan toe gaat, in het Mauritiaanse moeras. ----- Bouwperikelen in de 18e eeuw De problemen rond de Noord/Zuidlijn in Amsterdam bezorgen het Amsterdamse stadsbestuur flinke hoofdpijn. Maar kostenoverschrijdingen, inefficiënte ambtenaren en onverwachte schade tijdens de bouw, het is allemaal eerder vertoond. Kunsthistoricus Geert Medema onderzocht hoe de stedelijke bouwbedrijven in de 18e eeuw functioneerden en kwam tot de conclusie dat er weinig nieuws onder de zon is. De 17e eeuw was een periode van hoogconjunctuur. Het geld stroomde binnen en uit alle windstreken kwamen immigranten naar de Republiek der Verenigde Nederlanden. De steden groeiden als kool en moesten worden uitgebreid om al die nieuwe inwoners te huisvesten. Er was behoefte aan deskundigen die nieuwe openbare gebouwen moesten ontwerpen en bouwen en daarom richtten de Hollandse stadsbesturen speciale bouwafdelingen op onder leiding van een stadsbouwmeester. Eén van de bekendste stadsbouwmeesters was Hendrick de Keyser, die in Amsterdam onder meer de Westerkerk bouwde. Vanaf de 18e eeuw gaat het bergafwaarts met de economie. Door sterke concurrentie van Groot Brittannië verloor de Republiek een deel van haar positie in de wereldhandel. Frankrijk, dat veel goederen uit Nederland importeerde, voerde een protectionistisch beleid en viel weg als belangrijke exportmarkt. Door die economische teruggang liep de immigratie, die verantwoordelijk was voor de groei van de Hollandse steden, terug. Het aantal inwoners van Leiden bijvoorbeeld halveerde tot 35.000. In de grote steden werd minder gebouwd en moest veel meer aandacht worden besteed aan onderhoud. Door de teruglopende bevolkingsaantallen en de teruglopende economische activiteit, daalden de inkomsten van de steden. Toch moest al die nieuwbouw uit de 17e eeuw worden onderhouden. De steden, een soort stadstaten die elkaar hevig beconcurreerden, wilden namelijk niet voor elkaar onderdoen. De stad moest mooi en goed onderhouden zijn. Er waren geplaveide straten, het afval werd opgehaald, er was straatverlichting en openbaar groen. De stadsbesturen wilden, om hun status op te houden, dat voorzieningenniveau behouden, maar hadden daar geen geld voor. Dat kon alleen door de stedelijke bouwbedrijven zo te reorganiseren dat ze meer deden voor minder geld. Privatiseren dus: voortaan werden ook offertes van timmerlieden en metselaars gevraagd die niet in dienst van de stad waren. In Leiden werden zelfs alle werknemers van het stedelijk bouwbedrijf ontslagen. Bij aanbestedingen kregen de aannemers met de laagste offerte vaak de klus, maar dat waren vaak ook de slechtste. Met de controle tijdens en na het werk ging het vaak mis. Het probleem was, ook toen al, dat stadsbestuurders niet snappen hoe het er in de bouw aan toe gaat. Op de lange duur bleek privatisering duurder dan het oude systeem, met bouwvakkers als ambtenaar. Hoe fout het kon gaan bleek bij de bouw van de Delfste Poort in Rotterdam, die tijdens de bouw verzakte en alleen met enorme kostenoverschrijdingen voltooid kon worden. Na de Bataafse Revolutie in 1795 sloot Nederland zich bij Frankrijk aan en viel daarmee onder de Britse handelsblokkade. De economie stortte toen volledig in. De bevolking van de steden liep zo sterk terug dat het voor eigenaren financieel interessanter was om sloopmateriaal te verkopen dan om een huis te onderhouden en te verhuren. Door gebrek aan onderhoud stortte aan het Leidseplein in Amsterdam een rij huizen in. In Leiden en Haarlem werden veel huizen gesloopt. Het oostelijke deel van de 17e eeuwse stadsuitbreiding van Amsterdam werd pas na twee eeuwen rond 1860 bebouwd. De naam van die buurt, Plantage, verwijst nog naar het landelijke karakter ervan. Al drie eeuwen geleden hadden stadsbesturen dus meer plannen dan geld, faalde het toezicht op de aannemers en werden bouwprojecten geteisterd door enorme kostenoverschrijdingen. Een schrale troost voor de stadsbestuurders die nu in hun maag zitten met de Noord/Zuidlijn in Amsterdam of de lekkende tramtunnel in Den Haag. (presentatie: Ger Jochems)