Het Spoor
Psychiatrisch Ziekenhuis Delta
Documentaire over de afdeling Chronisch Zieken van het psychiatrische centrum 'Delta'. Programmamaker Jan Louter werkte tien jaar als verpleger geleden op deze afdeling en verzorgde er zestig vrouwen van wie de meesten er voor hun hele leven verpleegd werden. Samen met verslaggever Rob van Olm bezoekt Louter het Centrum en gaat hij in op het verleden en op de veranderingen die het centrum heeft ondergaan. Louter en Van Olm worden vergezeld door ex-patiënt Jaap, die eveneens voor het eerst in tien jaar terugkeert naar 'Delta'. Met interviews met diverse patiënten en met oud-collega's onder wie Yvonne Slee.
---
Presentatieteksten:
Tekst 1
Delta, Maasoord zoals het vroeger genoemd werd, het gekkenhuis, beheerste de omgeving van Poortugaal. Veel mensen uit het dorp werkten in Delta, ook de beide grootvaders van Jan Louter. Daardoor kwam hij al vroeg in aanraking met verhalen over die vreemde wezens die achter het hek opgesloten waren. Het was onvermijdelijk dat hij er verpleger werd, o.a. op paviljoen Maaszicht, een chronische afdeling waar 60 dames - van wie de meesten voor hun leven – verpleegd werden. Omdat er toen nauwelijks een beleid voor drugsverslaafden was, werden ook die daar ondergebracht. Het is inmiddels meer dan 10 jaar geleden dat hij er gewerkt heeft, maar hij denkt nog vaak aan al die bijzondere mensen met wie hij zich verbonden voelde. Het werd tijd voor een bezoek.
Het eerste wat hem opvalt als we op Delta zijn, is dat het er stiller is op het terrein, het lijkt wel of iedereen verdwenen is.
Tekst 2
De meeste leerling-verpleegkundigen met wie Jan op de opleiding zat, kwamen rechtstreeks van school. Iedereen was gemotiveerd en zat vol idealen. Het was een tijd waarin veel denkbeelden over psychiatrie op de helling stonden. Het boek 'Wie is van hout' was voor velen een leidraad. Ook op de chronische afdeling waar Jan kwam te werken, werd een progressief beleid gevoerd. Maar het grootste gedeelte van de dag ging voor een leerling-verpleegkundige op aan de verzorging. De tafels moesten gedekt, de vloeren gedweild, de bedden verschoond en de patiënten moesten op het toilet geholpen worden. Grote, bleke lichamen lagen 's morgens als baby's in urine en poep op hem te wachten om gewassen te worden. Voor velen was dat het enige contact wat ze hadden.
Tekst 3
Bezoek kwam er niet veel op paviljoen Maaszicht. De meeste patiënten waren door de familie vergeten. Wie wel altijd bezoek kreeg was Mien. De man van haar zus bezocht haar wekelijks en bracht wat fruit of lekkers mee. Eerst informeerde hij bij de hoofdzuster hoe het met Mientje ging. Daarna ging hij met haar wandelen. Mien stond altijd ruim voor het bezoekuur op hem te wachten,
ongerust dat hij niet zou komen. Tien jaar later treffen we Mien weer op dezelfde plek aan. Ze ziet er nog hetzelfde uit: mager, in een ouderwetse bloemetjesjurk. Haar panty wijd om de dunne benen, wachtend op haar zwager die haar nog steeds trouw bezoekt.
Tekst 4
Voor de meeste leerling-verpleegkundigen waren de eerste maanden erg zwaar. Het onvoorspelbare gedrag van veel patiënten maakte je bang, het ging buiten alle bekende patronen om. Ook de confrontatie met zoveel verdriet en ellende was moeilijk te verwerken. Bovendien was er de angst zelf ook gek te worden. Jan kan zich nog levendig voor de geest halen dat hij alle symptomen van een neurose uit professor Kuipers' 'Neurose Leer' bij zichzelf constateerde. Niet voor niets was er veel verloop onder verpleegkundigen. Sommigen konden het gewoon niet meer aan, anderen zagen hun
idealen verloren gaan en raakten gedesillusioneerd. Eén van de weinige oud-collega's die nog steeds in het Deltaziekenhuis werkt, is Yvonne Slee. Inmiddels docente verpleegkunde.
Tekst 5
Jany zat op de bank in het dagverblijf van paviljoen Iepenhof. Waarschijnlijk kwam ze net van buiten, want ze had haar jas nog aan en een muts, scheef op haar hoofd. We liepen naar haar toe. Jan noemde zijn naam, maar Jany herkende hem niet meer. "Wie ben je dan wel?" zei ze en gaf hem een stomp tegen z'n schouder. Hij bleef naast haar zitten, maar voelde zich niet meer op z'n gemak. Iedereen staarde ons aan. Ineens begon Jany te lachen en zei: "Jan Vonk zit in Rusland". Dat zei ze vroeger ook altijd. Jan Vonk was haar man geweest. Ook Corry herkende hem niet meer. Vroeger was ze altijd opgemaakt: dikke rode lippen en veel rouge op haar wangen en droeg ze kleurige kleding, die ze op de rommelmarkt kocht. Ze vertelde altijd dat ze 25.000 kinderen had. Alleen haar afgeschoren wenkbrauwen herinnerden aan haar frivool uiterlijk van vroeger. Het leek of ze meer in zichzelf gekeerd was. Ze sprak binnensmonds en was nauwelijks te volgen.
Aan het eind van ons gesprek had ze het over de dood en wees naar een paar medepatiënten. "Nee," zei ze, "die zijn niet dood; haringen in een potje... die zijn dood." Wie Jan wel herkende was Simon. Hij was nog niets veranderd en had nog dezelfde houterige manier van lopen met zijn armen stijf tegen het lichaam. Hij droeg een spijkerbroek en een colbertje. In zijn oorlel had hij een zilverkleurig ringetje.
Momenteel woont Simon op paviljoen Walenstein, waar hij met drie anderen een klein, sober slaapkamertje deelt. Bij zijn bed staat een pick-up. Jan heeft Simon op de open afdeling van de Kliniek leren kennen. Eigenlijk hoorde hij daar niet thuis. Hij was er terecht gekomen, omdat een psycholoog die zich intensief met hem bezighield, dacht dat een betere omgeving een positieve
invloed op Simons gedrag zou hebben. Merkwaardig genoeg gebeurde het tegenovergestelde. Simon schoor zijn hoofd kaal en liep vaak naakt rond, tot grote ergernis van zijn medepatiënten. Volgens de psycholoog wilde Simon op een baby lijken, omdat zijn vrouw kort daarvoor bevallen was. Simon raakte steeds meer in de war en werd uiteindelijk naar zijn vorige afdeling in Paviljoen Walenstein teruggeplaatst.
Tekst 6
De open afdeling van de kliniek was een U-vormig gebouw dat links van de oprijlaan, maar buiten de hekken van het Deltaziekenhuis stond. Het was een afdeling voor mannen en vrouwen in de leeftijd van 18 tot 60 jaar. De meeste patiënten waren neurotisch, depressief of hadden last van fobieën. Jan heeft anderhalf jaar in de kliniek gewerkt. Aanvankelijk was er een vrijblijvend beleid ten aanzien van de therapieën. Er was maar één psychiater voor een afdeling van 35 mensen. Daarom kon slechts een enkeling individuele psychotherapie krijgen. De patiënten waren toen niet verplicht aan groepstherapieën deel te nemen. Dit is na de komst van psycholoog Van de Velde veranderd. Bovendien kreeg niemand meer medicijnen en verpleegkundigen werden voortaan 'sociotherapeuten' genoemd, kortweg 'Socio's'. Om definitief met het verleden af te rekenen heette het niet meer de Kliniek, maar 'Psychotherapeutische Leefgemeenschap De Maas'. In oktober 1985 is de gemeenschap verhuisd naar De Tempel, een kolossaal gebouw aan de rand van Overschie.
In de kliniek raakte Jan bevriend met Jaap, die daar de jongste patiënt was. Hij heeft Jaap nooit als patiënt beschouwd. Ze waren van dezelfde leeftijd en hadden dezelfde belangstelling voor muziek en sport. Maar als Jan ’s avonds naar huis ging, moest Jaap achterblijven, wat vaak een gevoel van onbehagen achterliet. Vlak voor de verhuizing van leefgemeenschap De Maas, brengen we met Jaap een bezoek aan de kliniek.
Tekst 7
Er is veel veranderd in Delta. De hekken zijn verdwenen, diverse paviljoens zijn afgebroken of gerenoveerd. Op de plaats waar vroeger het voetbalveld was, staat nu een nieuwbouwcomplex, waar chronische patiënten die enigszins voor zichzelf kunnen zorgen, met z'n zessen zelfstandig wonen. Eindelijk is er voor hen enige privacy en luxe. Ook drugsverslaafden worden nu in een aparte afdeling ondergebracht, waardoor het mogelijk is een betere behandeling te bieden.
Doordat de eerste opvangmogelijkheden zijn uitgebreid met Riaggs, met crisiscentra en poliklinieken van ziekenhuizen, en doordat er nieuwe behandelwijzen en verbeterde medicijnen voorhanden zijn, is het mogelijk veel patiënten poliklinisch te behandelen. Daardoor is het aantal chronische patiënten, niet toegenomen.
Toch heerst er in Delta een bijna onnoembare onveranderlijkheid, die zichtbaar is in de ogen van Simon. Als we afscheid van hem nemen, praat hij met een jonge verpleegster. Ze toont dezelfde belangstelling als Jan tien jaar geleden. Weer iemand die aan Simons gezichtsveld voorbijtrekt als in een stoet van dwazen.
Uitgebreidere documentatie aanwezig in VPRO archief