Ongehoord
Henry de Monfreid
Bunkerhaven Djibouti aan de zuidelijke toegang tot de Rode Zee is een Frans militair steunpunt in Oost Afrika. Door Pierre Cardin geklede soldaten van het Vreemdelingen Legioen flaneren door de straten van Djibouti stad.
Wat is er veranderd sinds de Franse smokkelaar Henry de Monfreid in de jaren tien en twintig van de vorige eeuw Djibouti en het aan de noord kant van de de Golf van Tadjoura er gelegen Obock tot zijn thuishaven maakt voor parelvisserij, wapenhandel en drugs smokkel?
In augustus 1911 arriveert de 32jarige Henry de Monfreid in Djibouti. Hij neemt meteen de trein naar Dire Dawa in Ethiopië om zich te vestigen als koffie-inkoper - net als twintig jaar eerder de dichter Arthur Rimbaud. Na een jaar in de brousse keert de Monfreid terug naar Djbibouti, koopt een boot, huurt een bemanning en stort zich in de parelvisserij. Als dat niet snel genoeg geld oplevert stapt hij over op de wapenhandel. Hij bevoorraadt Jemen en Brits Somaliland -- beide gebieden gekenmerkt door endemische stammenstrijd. Met uitbreken van de Eerste Wereldoorlog wordt wapensmokkel moeilijker en de Monfreid probeert het met succes in de hasjhandel -- uit Griekenland, via Marseilles en Djibouti, brengt hij partijen zeilend over de Rode Zee tegen de noorden wind in van Djibouti naar Suez. Als in 1916 de hasj-verbouw in Griekenland verboden wordt haalt de Monfreid zijn 'charras' uit India en Afghanistan. Voor steeds hongeriger Egyptische markt importeert ook morfine en cocaïne uit Darmstadt.
Gast na Ongehoord: Huib van Opstal, schrijver van het boek over Hergé