Auto’s met geluid
Noorderlicht
... die ervoor zorgen dat de motor sportief klinkt en dat de deuren met een geruststellend doffe klap dicht vallen. Je koopt tenslotte geen auto van een ton om te horen dat de deuren het geluid van een dichtklappend koekblik maken. Karin Bijsterveld is hoogleraar Wetenschap, Technologie en Moderne Cultuur in Maastricht en beschrijft in haar oratie, die ze op 7 december hield, hoe de auto het domein van privacy en ontspanning werd, omdat het geluid ervan voor automobilisten prettig en controleerbaar is. Want dat was niet altijd zo. Toen in jaren twintig de autoradio geïntroduceerd werd, was men bezorgd dat het geluid de bestuurders zou afleiden en ongelukken zou veroorzaken, met name in gebieden met een hoge verkeersdichtheid. Philips benadrukte dan ook dat het ding geschikter was voor gebruik op het rustige platteland dan in de drukke stad. En een nieuw argument was dat de radio je wakker hield als je op een rustige weg reed. In de jaren zestig keerde het tij. De autoradio wordt vanaf die tijd steeds vaker gepresenteerd als een apparaat helpt je medeweggebruiker te verdragen en emotioneel op afstand te houden. Slecht gehumeurd rijden is onveilig en een goed humeur was essentieel. De autoradio bracht dat binnen bereik. "Je kunt je niet bij iedereen en overal op je gemak voelen", zo stond in een Engelstalige brochure, "zeker niet in het huidige vermoeiende verkeer-langzaam, hortend en enerverend als dat is". De auto wordt steeds meer een woonkamer op wielen, met een radio als persoonlijke stemmingsregelaar. Opnieuw werd de presentatie van de techniek dus aan de maatschappelijke omstandigheden aangepast. De zintuiglijke ervaring speelt bij de aankoop van consumptiegoederen vandaag de dag een grote rol. En de mogelijkheid om het geluid te kunnen kiezen, draagt bij aan onze ervaring van controle in de auto en de mogelijkheid ons erin te ontspannen. Maatschappelijke ontwikkelingen geven vorm aan techniekontwikkeling. Daarom vindt Bijsterveld dat fabrikanten eerst goed moeten weten in wat voor cultuur ze hun nieuwe producten op de markt willen brengen. En ze moeten ook historisch onderzoek doen naar de mechanismen die bepalen waarom sommige nieuwe producten wel en andere niet slagen. "Op het moment dat een technologie algemeen aanvaard is, valt de rol van cultuur volkomen weg in de verklaring van het gedrag van gebruikers. Maar op het moment dat we autogebruik willen ontmoedigen, of carpoolen stimuleren, is opnieuw cultuurwetenschappelijk onderzoek nodig naar onze gebruiken, naar de competenties die we zouden moeten hebben om de positie van de auto te veranderen." ----- Monument voor de labmuis Gisteren ontvingen de Amerikanen Mario Capecchi en Oliver Smithies en de Brit Martin Evans de Nobelprijs voor Geneeskunde voor hun ontdekking van een methode om te sleutelen aan muizengenen. Op 4 december hoorde u in Noorderlicht een interview met Ellen ter Gast over haar onderzoek naar deze 'Knock Out muizen', die in het biomedisch onderzoek al 20 jaar de belangrijkste proefdieren zijn. In de uitzending zei Ter Gast dat de Nobelprijs eigenlijk naar dit beestje had moeten gaan wegens zijn grote bijdrage aan de wetenschap. Maar omdat je als muis nu eenmaal geen prijs in ontvangst kan nemen (afgezien van de vraag welke van de nog levende laboratorium-muizen de prijs dan mag ophalen) zou er eigenlijk een monument moeten worden opgericht voor de labmuis. Een luisteraar heeft zich die oproep ter harte genomen en heeft EURO20.000 toegezegd voor een standbeeld, dat voor de deur van het Nederlands Kankerinstituut moet komen. ----- Nieuwtjes uit de wetenschap - Van kop tot staart - Olifantengeheugen - Muzikale robot ----- Romeins Nijmegen In de oudste stad van Nederland, Nijmegen, is vanaf 1951 uitgebreid onderzoek gedaan naar de resten van de diverse Romeinse nederzettingen in en om de stad. Tot nu toe had niemand een poging gedaan de overvloed aan gegevens samen te brengen, die die opgravingen hebben opgeleverd. Tot Mark Driessen de rijstebrijberg aan opgravingsrapporten, tekeningen en vondsten onder handen nam. Op 12 december promoveert hij aan de Universiteit van Amsterdam op zijn onderzoek. In zijn studie onderzoekt Driessen de topografie, de bewoningscontinuïteit en de monumentaliteit van Romeins Nijmegen. Hij onderzocht hoe de militaire en civiele nederzettingen in de regio ontstonden en wat hun functie was in deze afgelegen grensstreek van het Romeinse rijk. Om erachter te komen waarom de Romeinen rond 15 voor Christus juist die hoogte aan de Waal uitkozen voor een fort (en later ook een civiele nederzetting), maakte hij niet alleen gebruik van de gegevens die gedurende vijftig jaar tijdens opgravingen waren verzameld, maar ook van antieke bronnen en topografische gegevens over de verschillende legerplaatsen uit gelijktijdige en voorgaande periodes. Waarschijnlijk was de keuze voor een bepaalde locatie en de manier waarop een legerkamp werd aangelegd gestandaardiseerd. De 42 ha. grote legerplaats was waarschijnlijk slechts gedeeltelijk bewoond. Een groot deel van die ruimte was niet bewoond, maar was waarschijnlijk in gebruik voor de bevoorrading van dit deel van de Romeinse rijksgrens. Tot de derde eeuw na Christus zijn verschillende plekken bewoond geweest, maar altijd ongeveer op de plaats van de buurt van de huidige stad; de nederzetting heeft binnen een beperkt gebied 'gewandeld'. Het fort was niet gebouwd als zuiver functionele versterking. Verschillende gebouwen, zoals de woning van de commandant, kregen een groots, monumentaal uiterlijk. Dit gebouw was de markering van zijn autoriteit en grandeur van het rijk en was een herkenningspunt voor de Bataafse notabelen. Die monumentale vormgeving maar kan ook bedoeld zijn als blijk van erkenning van en respect voor de locale Bataafse autoriteiten. Met deze leiders moest tenslotte een belangrijke relatie opgebouwd worden, vanwege de recrutering van hulptroepen en de handhaving van rust en stabiliteit in de regio. En als je graag wilt samenwerken met de plaatselijke stamhoofden, kun je die niet ontvangen in een schuur. Ook de stijl van de naar buiten gerichte en zwaarder uitgevoerde noordpoort het fort moet zo geïnterpreteerd worden. Het was de symbolische toegangspoort vanuit de 'buitenwereld' tot de Romeinse wereld en is daarom bewust op de rand van de stuwwal gebouwd. Toen het houten fort rond 70 na Christus vervangen werd door stenen gebouwen, werd het hoofdkwartier in het midden van het complex om dezelfde reden groots en monumentaal uitgevoerd. Die 'principia' zijn de kern van de legioensplaats, niet alleen in fysieke maar ook in symbolische zin. Het gebouw representeert de macht van Rome en dus de macht van de keizer. Het stond in het midden van het kamp en stak overal bovenuit, zodat dit plaatsvervangende 'huis van de keizer' niet weg te denken was uit het dagelijkse straatbeeld van de legerplaats. Dat was belangrijk om het legioen, dat voor een groot deel bestond uit plaatselijk gerecruteerde hulptroepen, tot een eenheid te smeden: waar ze ook waren in het kamp, overal werden de legionairs geconfronteerd met het symbool van de onoverwinnelijkheid en aanwezigheid van Rome en zijn keizers. Identiteit was voor de Romeinen geen punt van discussies. Niet-Romeinen konden zonder enig probleem dienst nemen in het leger. Van culturele verschillen maakte niemand een punt, zo lang ze de autoriteit van de keizer maar erkenden. Het proefschrift van Mark Driessen is door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten uitgegeven als deel 151 in de serie Rapportage Archeologische Monumentenzorg onder de titel 'Bouwen om te blijven: de topografie, bewoningscontinuïteit en monumentaliteit van Romeins Nijmegen', ISBN 978 90 5799 111 0 ----- Donorcodicil voor kinderen Maandag startte de nieuwe campagne voor orgaandonatie. Verpleegkundige Marion Siebelink van het UMC Groningen vindt dat kinderen al op jonge leeftijd zouden moeten kunnen nadenken over de vraag of ze donor willen worden, en bepleit voorlichting op basisscholen. Kinderen onder de 12 jaar worden volgens de wet niet gezien als potentiële donoren. Siebelink doet onderzoek naar de mogelijkheden en hoopt op dit onderwerp te promoveren.