Radio à la Carte
Eva Maria Staal: Friso Wiegersma
Eva Maria Staal is schrijfster en voormalig wapenhandelaar. Ze kan zich uit haar kindertijd niet herinneren dat de radio ooit uit stond. En nu nog steeds niet eigenlijk. Zowel thuis als on the road, ze luistert altijd. Ook schreef ze laatst haar eerste hoorspel.
Friso Wiegersma en zijn liedjes - door Eva Maria Staal
Laatst, onder het ramen lappen, dacht ik ineens: hoe zou het toch met Friso Wiegersma zijn? De liedjesregel: “Een schoonmaak artieste. Dat zie je pas goed, ààààls… Dora de binnenboel, Dora de buitenboel doehoet!” speelde door mijn hoofd, en die is geschreven door Wiegersma. Ik gooide mijn spons in de emmer, droogde mijn handen en dacht: die zal onderhand toch ook wel dik in de tachtig zijn…
De ramen blonken mij toe terwijl ik Friso googelde. Bleek hij dood te zijn. Wàààt? Sinds 5 juni 2006. Djééézus! Lymfeklierkanker. Godver. Godver zeg. Vergeet je één keer op vakantie in Spanje een Nederlandse krant te kopen… Een immens gevoel van leegte beving me. Vooral ook omdat niemand de schok van het gemis nog zonder hoongelach met me zou delen, na acht jaar. Ik zou dit droeve nieuws helemaal alleen moeten verwerken.
Bij wijze van verlaat eerbetoon googelde ik, in een stil en halfschoon huis, Friso Wiegersma’s leven en repertoire. Veel wist ik al. Over hoe hij na zijn geboorte in 1925, opgroeide in een kunstenaars gezin in Deurne. Over hoe hij uit de kast kwam voor cabaretier Wim Sonneveld. Over hoe hij zich ontpopte tot multitalent: tekstschrijven, decor-en kleding ontwerpen, Wiegersma kon het allemaal. Vooral aan Sonneveld leverde hij tekst op maat. Van “Frater Venantius” tot “Het dorp” en alles daar tussenin. Al heb ik het meeste zo vaak gehoord dat ik er geeuwerig van wordt.
Ik surfte naar Woord.nl en vond een interview uit 1999: “Friso Wiegersma en zijn liedjes”.
Wiegersma sprak over de liedtekst: “Het lachen dat we samen deden”:
“Dat heb ik geschreven op de dood van Wim Sonneveld. Maar, en dat is dan toch beroepsdeformatie, ik dacht toch: dat moet toch zo algemeen worden dat iemand die dat liedje hoort daar zijn eigen verdriet in kan herkennen, dat moet niet alleen over Wim gaan. Ik heb me ook gedwongen het op een klassieke manier te schrijven: het is namelijk een rondeel, om het afstandelijk te houden. Nóóit schrijven: “Ik vind”.”
Ik kende het slaapverwekkende lied uit mijn pubertijd. Mijn vader draaide het vaak: melodramatische violen plus tekst, alles over een soort gemis dat ik niet kende. Op Youtube staat een versie van Willeke Alberti, voor wie ik allergisch ben omdat ze zo oud is. Maar ik dwong mezelf te luisteren. Nog geen vijf seconden later regende het harder dan ik hebben kon, harder dan ik drinken kon en huilde ik als een kind om, om…om alles. Om verloren liefdes, verprutste kansen en verwelkte schoonheid. Om het lelijke broekpak van Willeke Alberti. Om haar fenomenale tekstinterpretatie en de meeslependste vioolpartij aller tijden. Maar vooral om die tekst, die ik nu, nú pas begrijp, omdat ik oud ben, net zo oud als Wim Sonneveld toen hij stierf, net zo oud als Wiegersma toe hij daarover zijn pijn uitschreeuwde, kortom: ik huilde om de dood van Friso Wiegersma, want Friso, je kon het, ik bedoel, je bent al acht jaar dood, maar geloof me, ik herinner mij nog als de dag van gisteren hoe mooi mijn eigen leven was toen jij nog leefde.