tegen de dictatuur van de traditie

In de bus in Havana zit ik naast iemand die wel weet waar ik moet uitstappen. Dat is maar goed ook, want door het scherm aan het raam zie ik niks. Hij biedt ook nog aan om m’n kaartje te betalen. Dat doe je wanneer je uitstapt. Dat is niet nodig want ik heb zelf pesos - er zijn twee valuta’s in Cuba: pesos en CUCS, voor buitenlanders. Wat een contrast met de oude stad, waar iedereen CUCS bij je probeert los te peuteren. Ik ben op weg naar de troubadour Pedro Luis Ferrer en stap uit op Calle 42/21. Een paar straten verderop is de grote groene deur en een amandelboom, aanwijzingen van Cuba-kenner Eli Silvrants die me met hem in contact heeft gebracht. Deur gevonden, maar geen bel. Gewoon maar bonken en schreeuwen. Als niemand reageert bel ik zijn vriendin Patricia die er ook zou zijn voor de vertaling.

Het duurt even voordat ze arriveert. Met Pedro Luis die intussen heeft opengedaan, probeer ik te converseren met m’n Portugees, wat op zich aardig lukt. Toch is het wel fijn als Patricia en haar dochter arriveren. Beiden spreken Engels. Het gaat soms goed behalve als ze tegelijkertijd proberen te vertalen. In het eerste uur hebben we het vooral over de situatie in Cuba. Pedro Luis die graag in metaforen spreekt, hekelt de Cubaan voor zijn slonzigheid, ‘als je een versleten jas hebt zorg dan dat-ie in ieder geval gerepareerd en schoon is’. Hij verwijst naar de gaten in de wegen en het zwerfvuil. Er vinden veranderingen plaats op het Caribische eiland. Voor hem is zowel het communisme als het kapitalisme failliet. Het sociale model in Zuid-Amerika blijkt ook geen soelaas te bieden. Er zal een nieuw systeem moeten worden bedacht, een systeem voor de mensen en niet andersom. Van de jonge generatie verwacht hij niets en hij heeft ook geen hoge hoed op van de contra-revolutionairen in Miami, die maken het alleen maar erger.

Als we het over de muziek hebben, praat hij eerst vooral in algemeenheden. De muziek van het jonge land Cuba is opgebouwd uit allerlei invloeden, van de Afrikanen, de indianen, de Spanjaarden, en de Chinezen. Hij komt uit klein dorpje in het midden van het eiland. Zijn hele familie zit in de musica camponesa (country). Als autodidact geeft hij een eigen draai aan traditionele genres als trova, son, changui en guarachas. Hij is absoluut tegen de dictatuur van de traditie. Sinds zijn vijftiende is hij al bezig met het componeren en schrijven van gedichten en speelt afwisselend gitaar en tres (een Cubaanse kleine gitaar met drie dubbele snaren). In Havana verwerkt de zanger nieuwe informatie in zijn muziek - constanten zijn z’n markante stem, de gitaar en de tres -, en hij vertaalt haar in zijn eigen stijl. Te vergelijken met Beny Moré die een eigen versie maakte van de Amerikaanse jazz; zo is de son is een variatie op de tango.

Zijn teksten zijn gelaagd en geven commentaar op het dagelijkse leven. Het kan van alles zijn. Als het over censuur gaat, zegt hij heel cryptisch dat je niet hoeft te zingen wat de censuur wil censureren. Maar hebben we het dan over zelfcensuur? Er is altijd wel sprake van zelfcensuur, waar en hoe dan ook. Hij gebruikt de metafoor van een kogel. ‘De kogel zelf doodt niet maar wel de snelheid van de kogel’. In een Vrije Geluiden uit de archieven, in de video hieronder, praat Hans Flupsen met Pedro Luis over zijn lied ‘Inseminación artificial’, een commentaar op de plannen van de regering om een grotere koe te kweken met kunstmatige inseminatie. Het lijkt erop dat hij daarna niet meer mocht optreden op de nationale televisie, maar dat is deels ook zijn eigen keuze geweest.

Intussen is hij een aantal keer in het Bimhuis geweest en treedt hij vaak op in verschillende landen. Hopelijk komt-ie gauw weer deze kant op.