Hilversum, 10 maart - De Nederlandse overheid moet een gespecialiseerde eenheid oprichten die de criminele activiteiten van Italiaanse maffiaorganisaties in Nederland onderzoekt en bestrijdt. Ook moet de samenwerking tussen opsporingsdiensten en het verzamelen en uitwisselen van informatie over Italiaanse misdaadsyndicaten anders en beter. Hiermee zou onder meer voorkomen kunnen worden dat ‘maffiabedrijven’ overheidscontracten of subsidies binnenslepen, zoals in Italië gebeurt.
Deze en andere aanbevelingen staan in een nog geheim politierapport over de Italiaanse maffia in Nederland. Argos beschikt over een samenvatting van dit rapport, dat al bijna een jaar klaar is maar nog steeds niet naar de Tweede Kamer is gestuurd.

De PvdA-fractie in de Tweede Kamer wil hierover opheldering van de minister van Veiligheid en Justitie. De partij vindt de aanbevelingen te vrijblijvend en het onderzoek weinig diepgaand. PvdA-Kamerlid Jeroen Recourt: ‘De hele ambitie: we gaan die maffia eens stevig aanpakken, daar zie ik helemaal niets van terug.’

Een projectgroep van rechercheurs en vertegenwoordigers van het openbaar ministerie, de Fiod en de Belastingdienst deed tussen 2012 en 2015 onderzoek naar de aard en omvang van de Italiaanse maffiaorganisaties in Nederland. Het rapport meldt dat de maffia in Nederland zich vooral bezighoudt met grootschalige drugshandel. Met name de criminele organisaties uit de regio’s Calabrië (de ‘ndrangheta) en Campanië (de camorra) maken zich hieraan schuldig.

Het projectteam, dat opereerde onder de Italiaanse naam Cerca Trova (vrij vertaald: wie zoekt die vindt), schrijft dat 22 Italiaanse restaurants in Nederland mogelijk gelieerd zijn aan de maffia. In acht zaken gebruikten maffialeden het restaurant als ontmoetingsplaats; in acht andere gevallen onderhield de eigenaar contacten met bekende maffialeden; in drie gevallen waren de huidige of vroegere eigenaren in Italië veroordeeld voor lidmaatschap van de maffia; en anderen waren zelf betrokken bij de georganiseerde misdaad.

Ook blijken er opvallend veel maffia-voortvluchtigen te zijn opgepakt in Nederland. Tussen 1992 en 2014 waren dat er 55 – in relatieve zin het hoogste aantal in Europa, op Spanje na.

De maffia begint een restaurant of een ander bedrijf mogelijk om drugsdealers en/of voortvluchtigen te helpen, schrijven de onderzoekers. Zo bestierde de ‘ndrangheta een exportbedrijf op de bloemenveiling in Aalsmeer waarmee het onder meer grootschalige fraude pleegde.

Op de belangrijkste vragen vond Cerca Trova geen duidelijk antwoord. Zo vond de taskforce geen bewijzen voor de stelling dat de maffia in Nederland bedrijven afperst of zelf bedrijven opricht om overheidscontracten of subsidies binnen te slepen. Toch wijst zij nadrukkelijk op het risico dat dit wel gebeurt. De projectgroep vond evenmin aanwijzingen voor omkoping van overheidsfunctionarissen, maar wijst er wel op dat dit gevaar bestaat.

PvdA-Tweede Kamerlid en oud-rechter Jeroen Recourt vindt de onderzoeksresultaten mager, maar ziet toch zijn vermoeden bevestigd dat de maffia haar tentakels ook in de Nederlandse samenleving probeert uit te steken. ‘Je ziet dat ze toch vooral in de cocaïnehandel een aardige vinger in de pap hebben. En mijn reactie, als ik de onderliggende tekst lees, zou zijn: pak ze aan! Zorg alsjeblieft dat we die cel van de ‘ndrangheta die we in ieder geval zeker hebben - en waarschijnlijk meer cellen - zo snel mogelijk terugjagen naar waar ze vandaag komen. Het is zo’n onwaarschijnlijk ondermijnende organisatie. Niet alleen omdat ze criminaliteit plegen, maar vooral vanwege de manier van zakendoen. Alles corrumperen ze, er komt gewelddadige dreiging bij kijken, soms zelfs met afrekeningen. Kortom, het is iets dat je absolúút niet moet hebben en dus topprioriteit moet krijgen om aan te pakken.’

Aanleiding voor het onderzoek was een verkennende studie uit 2011 naar de ‘ndrangheta. Daaruit bleek dat deze misdaadorganisatie met een omzet van vele miljarden en vertakkingen over de hele wereld, ook volop actief is in Nederland. De ‘ndrangheta ziet Nederland als goede schuilplaats voor voortvluchtige criminelen, maar ook als ideaal werkterrein voor criminele activiteiten zoals grootschalige drugshandel (via de Rotterdamse haven) en mogelijk ook oplichting, witwassen en wapenhandel.

Eerder al waarschuwden Italiaanse onderzoeksrechters en deskundigen in Argos dat Italiaanse maffia-organisaties ook in Nederland opereren.

Francesco Forgione, oud-voorzitter van de antimaffiacommisie in het Italiaanse parlement en docent geschiedenis en sociologie van criminele organisaties aan de universiteit van L’Aquila, legde in 2010 uit waarom Nederland zo in trek is bij de maffia.

Onderzoeksrechter Nicola Gratteri noemde Nederland als een van de belangrijkste import- en distributielanden van cocaïne.

Maar op deze Italiaanse netwerken heeft de Nederlandse politie geen enkel zicht, erkende recherche-baas Wilbert Paulissen in 2012 in Argos. Politie en justitie deden nog nooit een groot strafrechtelijk onderzoek naar de maffia. Afgelopen jaren werden in Nederland tientallen maffiosi opgepakt, maar zij werden vrijwel allemaal gearresteerd op verzoek van de Italiaanse autoriteiten en zonder verder strafrechtelijk onderzoek uitgeleverd aan Italië.

Dat moest anders, vond Paulissen. Hij kondigde na het rapport uit 2011 de oprichting aan van een gecombineerde taskforce van recherche, OM, Fiod en Belastingdienst die de activiteiten van de Italiaanse maffia nauwkeurig in kaart zou brengen en eventueel ook opsporingsonderzoek zou gaan doen.

Maar hoewel dit nieuwe rapport al bijna een jaar klaar is, wacht de Kamer nu nog steeds op de resultaten. PvdA-Kamerlid en oud-rechter Jeroen Recourt begrijpt daar niets van. ‘Als het gaat om de aanbevelingen en conclusies, zie ik daar niks geheims in staan. Dus dat had zeker naar de Kamer gekund. Ik zit al jaren op dit onderwerp de minister achter zijn broek. En als ik dit had gekregen, had ik gezegd: minister, u zegt wel dat het allemaal fantastisch loopt, maar dat lees ik hier niet terug. Dit is toch een beetje slappe hap. Maar als ik het rapport niet krijg, kan ik het ook niet concluderen.’

Ook uit wetenschappelijke hoek klinkt kritiek op het onderzoek. Emeritus hoogleraar criminologie Frank Bovenkerk, die ook het vorige rapport over de ‘ndrangheta las, noemt de bevindingen van de projectgroep erg dun. ‘Ik moet zeggen dat met niet erg is opgeschoten. Wat betreft het kennisniveau staan we op hetzelfde punt als in 2012.’ Wat Bovenkerk in de samenvatting leest, heeft hij ook al in de krant gelezen.

Bovenkerk wijst erop dat de onderzoekers niet kunnen aangeven waarom Nederland voor maffiosi een aantrekkelijk land is. Zij schrijven slechts dat het erop lijkt dat voortvluchtige maffialeden in Nederland – een belangrijk doorvoerland van cocaïne – zich nog kunnen bezighouden met drugshandel. Bovenkerk: ‘Dat kan ik ook wel ongeveer verzinnen.’

Het is hem ook onduidelijk wat de taskforce precies gedaan heeft. Hebben de onderzoekers wel diep genoeg gegraven?, vraagt Bovenkerk zich af. ‘Het kan twee kanten uit gaan. Het kan betekenen: als we goed gezocht hebben en we vinden niks, dan is er misschien ook niks aan de hand. Dan weet je tenminste waar je aan toe bent. Maar nu is mij niet duidelijk of dat misschien niet ook te verklaren valt door het feit dat men zich erg beperkt heeft gevoeld in de mogelijkheden om onderzoek te doen of men z’n best niet zo gedaan heeft.’

Recherche-chef Paulissen vergeleek in 2012 de maffia-taskforce met de gecombineerde opsporingseenheden die achter de georganiseerde misdaad in Brabant en motorclubs als de Satudarah aan jagen.

Die eenheden meldden afgelopen jaren geregeld (bescheiden) successen. Maar taskforce Cerca Trova die de maffia in kaart moest brengen, blijkt alleen te hebben gekeken naar (vertrouwelijke) politie-informatie en fiscale informatie. Over strafrechtelijk onderzoek meldt de projectgroep niets.

Met de taskforce Brabant is Cerca Trova dan ook totaal niet te vergelijken, zegt Jeroen Recourt. ‘Daar is in ieder geval in het rapport niets van terug te lezen. Helemaal niets. Zo’n taskforce, zo’n groep van verschillende organisaties die specifiek gaat kijken: waar kunnen we een criminele organisatie raken, daar lees ik geen letter van terug. En dat is wel ongelooflijk actueel, omdat juist in Brabant criminele organisaties steeds meer gaan werken op de wijze van de maffia.’

Recourt: ‘Je verwacht dan toch andere maatregelen dan: laten we onze ogen openhouden en de informatieuitwisseling beter regelen. Nu chargeer ik even de aanbevelingen, maar daar komt het kort gezegd wel op neer. Dan verwacht ik ook: zet in op stevig strafrechtelijk onderzoek, gecombineerd met alle diensten die we hebben – bestuurlijke diensten ook, zoals de Belastingdienst - en zorg dat de maffia hier geen voet aan de grond meer krijgt.’