Het aantal dakloze jongeren is sinds 2009 meer dan verdrievoudigd. Aan aandacht voor deze jongeren is geen gebrek en ook niet aan plannen om ze te helpen. Maar om te weten of dat beleid daadwerkelijk effect heeft, moet een gemeente wel weten over wie zij het heeft.

Hoeveel zwerfjongeren zijn er per gemeente? We belden er 44 en dit is wat ze ons vertelden

Meer dan twaalfduizend jongeren in Nederland hebben geen huis. De groep jonge daklozen blijft maar groeien, sterker nog: het aantal is sinds 2009 meer dan verdrievoudigd. Wij schrokken ervan toen we dat nieuws deze zomer hoorden. In een rijk en welvarend land als Nederland leven duizenden jonge mensen op straat. Maar het nieuws verbaast ons ook. Dat zit zo.

Zoek op de term ‘zwerfjongere’ en je vindt een scala aan plannen en initiatieven om deze jongeren te helpen. Al in 2009 sprak André Rouvoet – toen minister van Jeugd en Gezin – een forse ambitie uit: ‘alle zwerfjongeren van de straat’. Het liefst binnen vier jaar. Een reeks alarmerende rapporten van de Algemene Rekenkamer vormde onder meer de aanleiding. Hoewel zwerfjongeren al jaren op de beleidsagenda staan, slaagt de overheid er maar niet in deze kwetsbare groep de hulp te bieden die ze nodig heeft, aldus de Rekenkamer in 2009.

Zo’n tien jaar na de ronkende woorden van Rouvoet is de groep dak- en thuisloze jongeren ruim drie keer zo groot geworden. En dus is er een nieuw plan, met eenzelfde ambitie. Als het aan staatssecretaris Blokhuis van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ligt, moet geen enkele jongere langer dan drie maanden in een opvang zitten of op straat rondzwerven. Veertien gemeenten doen mee aan de pilot die Blokhuis zijn ambitie moet gaan realiseren. Want: zwerfjongerenbeleid is lokaal beleid. Gemeenten moeten deze jongeren opvangen en helpen.

Heb jij een verhaal om te delen?
We komen graag met je in contact. Deel hier jouw verhaal.

Daarvoor moeten ze wel weten om hoeveel jongeren het gaat. Hoe kan een gemeente anders meten of hun plannen daadwerkelijk jongeren van de straat halen? Ook voor journalisten zijn gemeentelijke cijfers interessant; zijn er in de ene gemeente bijvoorbeeld meer jongeren dakloos dan in de andere? Hoe is dat te verklaren?

We gaan op zoek naar een overzicht van het aantal zwerfjongeren per gemeente. Hebben die hun huiswerk op orde? Onze inventarisatie onder 44 gemeenten leert dat dat ingewikkeld ligt.

Hoeveel zijn het er eigenlijk?

We beginnen bij het concrete CBS-cijfer van 12,6 duizend dakloze jongeren in Nederland. Navraag bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) leert dat er wel cijfers zijn over de aantallen zwerfjongeren in de vier grote gemeenten, maar dat cijfers per gemeente ‘niet beschikbaar’ zijn. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) schrijft ons dat ‘de uitgesplitste cijfers’ er ‘niet zijn’. Als laatste kloppen we aan bij het ministerie van VWS: zij zullen toch wel weten hoeveel zwerfjongeren er in iedere gemeente wonen? Maar ook daar vangen we bot: het ministerie kan de cijfers niet geven. Een woordvoerder schrijft: ‘Op zich is dat ook niet gek, want gemeenten zijn zelf primair verantwoordelijk voor de maatschappelijke opvang en zij moeten dus zicht hebben op de situatie in hun eigen gemeente om hier goed op te kunnen sturen.’

Voor cijfers moeten we dus echt bij de gemeenten zelf zijn. We besluiten daarom de 44 centrumgemeenten te bellen die verantwoordelijk zijn voor de opvang van deze jongeren. Weten zij hoeveel zwerfjongeren er in hun gemeente leven? Dat lijkt een simpele vraag, maar de antwoorden die binnenkomen, roepen alleen maar meer vragen op. Het is een warboel van getallen en definities. Vergelijkbaar zijn de data allerminst. Dit is waarom:

1: Gemeenten hanteren andere definities

De ene gemeente telt jongeren mee die bij vrienden of kennissen op de bank slapen. De andere gemeente doet dat niet. Ook hanteren gemeenten verschillende leeftijdsgrenzen. In de regio Zwolle is iemand ‘jongere’ tot de leeftijd van 25 jaar. De gemeente Rotterdam daarentegen zegt dat ‘jongeren’ tussen de 18 en 23 jaar zijn: ‘daarna gelden ze als volwassenen.’ Jongeren in die leeftijdsgroep die ‘beschermd wonen’ en de ‘problematische bankslapers/bankhoppers die dreigend dakloos zijn’ neemt de gemeente ook mee in haar schatting. Dan komt Rotterdam uit op ‘zo’n 800’ dak- en thuisloze jongeren per jaar.

2: Gemeenten halen hun aantallen uit verschillende bronnen

De ene gemeente telt het aantal bezette plekken in de opvanglocaties, terwijl een andere gemeente haar schatting baseert op het aantal meldingen bij bijvoorbeeld de schuldhulpverlening of de GGD. Zo schrijft de gemeente Amsterdam ons: ‘In 2019 hebben bij de GGD 363 jongeren tussen de 18 - 23 jaar zich aangemeld bij de daklozenopvang voor onderdak.’ De gemeente Venlo zegt dat er geen ‘precieze cijfers van dak- en thuisloze jongeren in Venlo’ zijn, maar haar schatting te baseren op cijfers van jongeren ‘die via schuldhulpverlening’ bij hen terecht komen: ‘Er is veelal sprake van verborgen armoede.’

3: Gemeenten tellen op andere momenten

De gemeente Nijmegen stuurt cijfers over 2016, 2017 en 2018. De gemeente Utrecht over 2019. Daarbij verschilt de peildatum – de datum waarop de cijfers zijn verzameld - per gemeente en geven sommige gemeenten momentopnames en anderen gemiddelden.

4: Gemeenten kunnen geen exacte cijfers geven

Het zijn veelal schattingen. Niet alle jongeren melden zich immers bij de loketten van de gemeente voor hulp, de jongeren blijven onder de radar. Zo mailt een beleidsmedewerker van de gemeente Oss: ‘Onze inschatting is dat er 50 dak- en thuisloze jongeren in de regio Noordoost-Brabant Oost (10 gemeenten) zijn. Dit zijn geen feitelijke cijfers. We hebben deze jongeren namelijk niet voldoende in beeld.’ En een woordvoerder van de gemeente Vlissingen schrijft: ‘Wij kunnen je geen cijfers geven, omdat we het niet weten. Er is geen centrale toegang in Zeeland en we hebben 13 gemeenten verspreid over de hele provincie. Dat is niet te vergelijken met bijvoorbeeld Rotterdam, waar straathoekwerkers in sommige wijken echt wel weten hoeveel jongeren op straat leven.’

Zeven rapporten

Oké, de conclusie van deze inventarisatie is: de cijfers zijn veelal niet exact en slecht met elkaar te vergelijken. Dat is, gezien de scala aan rapporten over dit onderwerp, op zijn zachtst gezegd opmerkelijk 

Al sinds 2002 pleit de Rekenkamer vurig voor betere informatie over zwerfjongeren. In acht jaar tijd verschenen maar liefst zeven rapporten. Met keer op keer dezelfde boodschap: er moet één definitie komen van ‘zwerfjongeren’ zodat gemeenten ze op eenzelfde manier gaan tellen en registreren. Die definitie kwam er, maar tien jaar later blijkt de praktijk nog steeds weerbarstig. 

De definitie van dakloze jongeren al ‘sinds jaar en dag’ een discussiepunt, zegt Rina Beers van de branchevereniging voor maatschappelijke opvang Valente in reactie op onze bevindingen. ‘Die discussie verhindert soms ook dat adequate actie wordt ondernomen.’ Zij vindt dat jongeren die niet beschikken over eigen onderdak en op wisselende plekken slapen (zoals bijvoorbeeld bij kennissen op de bank) tot de groep dakloze jongeren gerekend moeten worden. Beers: ‘Zonder adequate data over deze groep, is het lastig om effectief beleid te maken.’ 

Hoe krijgt het ministerie inzicht in de spreiding en omvang van het probleem als gemeenten op verschillende manieren registreren? We vragen het het ministerie van VWS zelf. Een woordvoerder schrijft ook verschillen te zien bij het opvragen van cijfers over dak- en thuisloze jongeren bij de pilotgemeenten: ‘Zowel qua indicatoren als qua bronnen.’ Omdat gemeenten verantwoordelijk zijn voor ‘hun ‘eigen daklozen” is het volgens het ministerie ‘geen gekke gedachte’ dat zij hiervoor ‘hun eigen methoden’ hanteren. Maar: ‘Vanuit een landelijk programma als het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren helpt het uiteraard wel om de opgave op grotere schaal beter in beeld te brengen en ook om de verschillende lokale situaties met elkaar te kunnen vergelijken.’ VWS zegt daarom aan ‘eenduidige monitoring’ te werken.

Wat we wel weten

Het ministerie van VWS heeft begin dit jaar de centrumgemeentes, die verantwoordelijk zijn voor de opvang, gevraagd naar een schatting van het aantal dak- en thuislozen in hun regio en hoeveel daarvan tussen de 18 en 27 jaar oud zijn. VWS wil die cijfers alleen niet aan ons geven. Opnieuw hebben de data via de gemeenten zelf geprobeerd boven water te krijgen.

Dat lukte deels. Bekijk hier het aantal (geschatte) dak- en thuislozen per 100 inwoners in de regio’s.

Wat opvalt is dat Den Haag hier hoog scoort. Op de tweede plaats staat Leiden. Volgens de gemeente Den Haag hebben in 2019 1100 jongeren van 18-27 jaar zich bij het daklozenloket gemeld voor een uitkering en/of ondersteuning. ‘Hoeveel van deze jongeren ook daadwerkelijk op straat leven is onbekend’, aldus een woordvoerder van de gemeente.

Disclaimer: ook deze cijfers geven slechts een indicatie van het probleem. Ze zijn niet door elke gemeente op dezelfde manier verzameld en zijn daarom niet goed met elkaar te vergelijken. Toch geven de aantallen interessante aanknopingspunten: we zijn benieuwd naar de verhalen achter de cijfers. Daar begint het onderzoek pas.

De komende tijd duiken wij dieper in het zwerfjongerenbeleid. En daar hebben wij uw hulp bij nodig.

Schieten we tekort in onze hulp aan deze groep jongeren?

Waarom? En waar gaat het dan mis? Daarover komen we graag met je in contact. Leef je zelf op straat? Ben je werkzaam in de hulpverlening, voor een gemeente of anderszins verbonden met de problematiek waarmee zwerfjongeren kampen?

Deel hier jouw verhaal.